In deze zaak gaat het om een herstelarrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, uitgesproken op 3 april 2018, in een hoger beroep betreffende een kredietovereenkomst. De appellante, [appellante], heeft in eerste aanleg verloren van de rechtspersoon Hoist Kredit AB, die de vordering op haar en haar echtgenoot heeft overgenomen van Santander Consumer Finance B.V. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellante en haar echtgenoot hoofdelijk moesten betalen aan Hoist Kredit, omdat zij hun verplichtingen uit de kredietovereenkomst niet waren nagekomen. De appellante betwistte de handtekening op de overeenkomst en voerde aan dat deze niet door haar was geplaatst. Het hof heeft de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat Hoist Kredit voldoende bewijs heeft geleverd dat de handtekening van de appellante op de kredietovereenkomst authentiek is. Het hof heeft de grieven van de appellante verworpen en de eerdere vonnissen van de rechtbank bekrachtigd. Tevens is de appellante in de kosten van het hoger beroep veroordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is, gezien de woonplaats van de appellante in Nederland, en dat de rechtsverhouding wordt beheerst door Nederlands recht. De beoordeling van de grieven heeft geleid tot de conclusie dat de appellante niet heeft aangetoond dat de rechtbank onterecht heeft geoordeeld over de bewijswaardering van de handtekening.