ECLI:NL:HR:2011:BP9991
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- C.E. Drion
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding wegens discriminatie in de arbeidssituatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een eerdere uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De eiser, een lasser die in dienst was bij GTI Installatietechniek B.V., vorderde schadevergoeding op grond van de artikelen 7:611 en 7:658 van het Burgerlijk Wetboek, omdat hij zich gediscrimineerd voelde tijdens zijn arbeidsovereenkomst. De eiser stelde dat hij tijdens zijn werkzaamheden stelselmatig negatief was bejegend en dat GTI onvoldoende maatregelen had genomen om deze discriminatie te voorkomen. De kantonrechter had de vorderingen van de eiser afgewezen, waarna het hof deze beslissing bevestigde. Het hof oordeelde dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claims van discriminatie.
De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en oordeelde dat het hof te hoge eisen had gesteld aan het bewijsaanbod van de eiser. De Hoge Raad benadrukte dat het hoger beroep ook kan dienen om eigen fouten en vergissingen te herstellen en dat van een appellant niet kan worden gevergd dat hij een rechtvaardiging geeft voor eerdere verzuimen bij het aanbieden van bewijs. De zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling en beslissing. De Hoge Raad veroordeelde GTI in de kosten van het geding in cassatie, die op dat moment waren begroot op € 6.969,11.