Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 4 juli 2016 te vernietigen en opnieuw rechtdoende de man te veroordelen om per
3.De nieuwe grief en wijzingen van eis in het incidenteel appel
4.De vaststaande feiten
5.De omvang van het geschil en de beslissing van de rechtbank
6.De motivering van de beslissing
grief 1 in het principaal hoger beroepen de daarop gegeven toelichting dat hij een bedrag van € 36.000,- aan de vrouw verschuldigd is. Hij stelt dat in de huwelijkse voorwaarden geen verrekenbeding is opgenomen en dat er mede daarom geen rechtsgrond voor de verschuldigdheid van een door hem aan de vrouw te betalen geldsom bestaat. Volgens de man is het de vrouw die hem een vergoeding moet betalen, omdat zij ingevolge artikel 12 van de huwelijkse voorwaarden gehouden is de helft van de waardevermindering van de voormalig echtelijke woning aan hem te vergoeden. De man heeft de door de vrouw te betalen vergoeding in hoger beroep vermeerderd tot € 87.500,-.
grief 1 in het incidenteel hoger beroepdat zij, anders dan de rechtbank heeft overwogen, tevens recht heeft op vergoeding door de man van de door haar onbetaald verrichte arbeid in het bedrijf van de man (en zijn ouders) tot een bedrag van € 150.000,-.
voorwaardelijke grief 3 in het incidenteel appel, dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat haar wil bij het sluiten van de (definitieve ) akte huwelijkse voorwaarden, waarin anders dan in de concept-akte huwelijkse voorwaarden geen Amsterdams verrekenbeding was opgenomen, heeft ontbroken. Volgens de vrouw heeft de rechtbank daarbij een te zwaarwegende betekenis toegekend aan de taak en rol van de notaris bij het passeren van de definitieve akte. Tevens stelt de vrouw dat door het vervallen van het verrekenbeding de balans in de huwelijkse voorwaarden verstoord is geraakt, omdat artikel 12 van die voorwaarden een onaanvaardbare kans op een financieel verlies door de vrouw deed ontstaan. De man zou immers niet hoeven te verrekenen en desondanks slechts de helft van de waardevermindering van de woning dienen te dragen. De vrouw acht dat in strijd met de redelijkheid en billijkheid en is van mening dat tussen partijen verrekend moet worden volgens de benaderingswijze van de rechtbank, in die zin dat zij ex aequo et bono en gelet op de verhouding tussen partijen als ex-echtgenoten recht heeft op een door de man aan haar te betalen verrekenvergoeding van € 150.000,-.
grief 2 in het principaal hoger beroepgesteld dat de rechtbank de door hem per 9 april 2015 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen ten onrechte heeft bepaald op € 286,- per kind per maand.
aanvullende grief in het incidenteel hoger beroepgesteld dat de rechtbank de door de man te betalen bijdrage in de kosten van de kinderen ten onrechte niet op € 342,- per kind per maand heeft bepaald.
€ 4.500,-.
€ 4.296,-