Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van de gedingen in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
3.De beslissing
27 maart 2018voor ambtshalve doorhaling;
27 maart 2018voor ambtshalve doorhaling.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zijn twee procedures aan de orde: een bodemzaak en een kort geding, beide met betrekking tot de toepassing van artikel 301 lid 2 van de Faillissementswet (Fw). De bodemzaak betreft een geschil tussen [appellante], h.o.d.n. [Bedrijf X], en [geïntimeerde]. In de kort geding-procedure is [geïntimeerde] de appellant en [appellante] de geïntimeerde. De rechtszaak draait om de vraag of de schulden van [Persoon 1] onder de werking van de schuldsaneringsregeling vallen en welke gevolgen dit heeft voor de lopende procedures. Het hof heeft eerder tussenarresten gewezen waarin partijen zijn uitgenodigd om zich uit te laten over de toepasselijkheid van artikel 301 lid 2 en lid 3 Fw. Het hof heeft vastgesteld dat de wettelijke schuldsaneringsregeling van [Persoon 1] nog steeds voortduurt, wat betekent dat alle executies van rechtswege zijn geschorst, mits deze schulden onder de regeling vallen. Het hof oordeelt dat de schorsing ook geldt voor de verklaringsprocedure tegen de derde-beslagene, in dit geval [appellante]. Hierdoor kan het hof momenteel geen inhoudelijke beslissingen nemen, hoewel beide partijen hierom hebben verzocht. De procedure in de bodemzaak is geschorst en de kort geding-procedure wordt eveneens geschorst, met de mogelijkheid van herleving van het beslag. De zaak wordt verwezen naar de rol voor ambtshalve doorhaling, met de mogelijkheid voor de meest gerede partij om hervatting van de procedure te verzoeken.