ECLI:NL:GHARL:2018:1965
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging wettelijke schuldsaneringsregeling en hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 februari 2018 het vonnis van de rechtbank Overijssel bekrachtigd, waarbij de wettelijke schuldsaneringsregeling van de appellant tussentijds is beëindigd. De appellant was eerder toegelaten tot de schuldsaneringsregeling op 2 mei 2017, maar de rechtbank heeft op 16 januari 2018 geoordeeld dat de appellant niet voldeed aan zijn informatieverplichting en zijn schuldeisers had benadeeld. De appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing en verzocht het hof om het vonnis van de rechtbank te vernietigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2018 heeft de appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij wel degelijk aan zijn verplichtingen had voldaan. Hij gaf aan dat zijn inkomen was gedaald door een vermindering van zijn werkuren en dat hij zijn schuldeisers niet had benadeeld. Het hof heeft echter vastgesteld dat de appellant ten tijde van de toelatingszitting een aanzienlijk lager inkomen had dan hij had opgegeven en dat hij geen recht had op de toeslagen die hij had ontvangen. Dit leidde tot de conclusie dat de appellant niet te goeder trouw was en dat er nieuwe schulden waren ontstaan.
Het hof heeft verder overwogen dat de appellant niet aan zijn informatieverplichting heeft voldaan en dat er een boedelachterstand bestaat. De appellant had ook een beroep gedaan op de hardheidsclausule, maar dit werd afgewezen omdat er voldoende gronden waren voor de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de beëindiging van de schuldsaneringsregeling is bevestigd.