Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de omgang met zijn minderjarige dochter werd ontzegd. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.J.P.M. Grijmans, heeft in hoger beroep verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen en de zaak te verwijzen naar een andere rechtbank. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. Wagenaar, verzoekt het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 januari 2018, waarbij beide partijen aanwezig waren.
De feiten van de zaak zijn als volgt: uit het huwelijk van de partijen is in 2010 hun dochter geboren. Na de echtscheiding in 2012 is er een zorgregeling vastgesteld, maar in 2016 is de vader in kort geding het recht op omgang ontzegd. In eerste aanleg heeft de moeder verzocht om het eenhoofdig ouderlijk gezag en ontzegging van het contact tussen de vader en de dochter. De rechtbank heeft de vader de omgang met de dochter voor drie maanden ontzegd en een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming verzocht.
Het hof heeft in zijn uitspraak op 20 februari 2018 geoordeeld dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat de beschikking van de rechtbank als een tussenbeschikking moet worden aangemerkt. De vader heeft geen grieven ingediend tegen dit deel van de beschikking, waardoor het hof niet kan ingaan op de inhoudelijke bezwaren van de vader. De proceskosten worden gecompenseerd, gezien de relatie tussen de partijen en het belang van het kind.