ECLI:NL:GHARL:2018:1667

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 februari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
200.217.070/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot voeging in civiele procedure met betrekking tot onrechtmatige daad en aansprakelijkheid

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 20 februari 2018, wordt een incident tot voeging behandeld. De eiseres in het incident, die samen met de geïntimeerde een appartement heeft gekocht, vordert zich te mogen voegen in de procedure tussen de geïntimeerde en de Zuidzijde Makelaars B.V. De achtergrond van de zaak betreft de aankoop van een appartement dat niet voldoet aan de bestemmingsplanvereisten voor studentenhuisvesting. De eiseres stelt dat zij belang heeft bij voeging, omdat zij in gemeenschap van goederen is getrouwd met de geïntimeerde en zij samen het appartement hebben aangeschaft. Het hof oordeelt dat de eiseres voldoende belang heeft bij de voeging, aangezien een uitspraak in de hoofdzaak nadelige gevolgen kan hebben voor haar rechtspositie. Het hof wijst de vordering tot voeging toe en houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak. De zaak wordt verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van de geïntimeerde en de eiseres, met verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.217.070/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/190526 / HA ZA 16-372)
arrestin het incident ex artikel 217 Rv
20 februari 2018
[eiseres],
wonende te [A] ,
eiseres in het incident tot voeging,
hierna:
[eiseres],
advocaat: mr. R. Everwijn,
in de zaak van
Zuidzijde Makelaars B.V.,
gevestigd te Zwolle,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
verweerster in het incident tot voeging,
hierna:
Zuidzijde,
advocaat: mr. D.W.N. Brand, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [A] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. R. Everwijn, kantoorhoudend te Zeist.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 9 november 2016 en 8 februari 2017 die de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 4 mei 2017,
- de memorie van grieven (met producties),
- de incidentele memorie tot voeging ex artikel 217 Rv,
- de incidentele memorie van antwoord tot voeging.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest in incident overgelegd en heeft het hof arrest in incident bepaald.

3.De beoordeling in het incident tot voeging

3.1
Het gaat in deze zaak kort gezegd en voor zover thans van belang om het volgende. Op 24/27 oktober 2014 hebben [geïntimeerde] en [eiseres] via Zuidzijde een appartement aan de [a-straat] te [B] gekocht teneinde hierin hun dochter en drie medestudenten te huisvesten. In de omschrijving van het appartement op Funda stond onder meer dat het appartement een woonoppervlakte van 88 m2 heeft.
3.2
Na levering van het appartement op 13 november 2014 is het [geïntimeerde] en [eiseres] gebleken dat gebruik van het appartement voor studentenhuisvesting in strijd is met het bestemmingsplan en dat zij daarvoor een omgevingsvergunning dienen aan te vragen. De aangevraagde omgevingsvergunning is vervolgens, nadat tegen verlening daarvan bezwaar was gemaakt door een buurvrouw, afgewezen omdat een afwijking van het bestemmingsplan volgens de 'Beleidsregel voor onzelfstandige woonruimte' alleen vergund wordt als de woning een 'Gebruiksoppervlakte wonen' heeft van minimaal 85 m2, terwijl uit de metingen van de gemeente bleek dat het appartement een oppervlakte heeft van 83,13 m2.
3.3
[geïntimeerde] heeft daarop een procedure tegen Zuidzijde aangespannen en heeft kort gezegd een verklaring voor recht gevorderd dat Zuidzijde jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door hem er niet op te wijzen dat het door hem beoogde gebruik van het appartement binnen de gemeente Zwolle vergunningsplichtig is en/of door een onjuiste opgave te doen van het gebruiksoppervlakte wonen van het appartement, alsmede voor recht te verklaren dat Zuidzijde aansprakelijk is voor de schade die hij als gevolg van dat onrechtmatig handelen en/of nalaten heeft geleden.
3.4
[eiseres] heeft gevorderd zich in de appelprocedure tussen [geïntimeerde] en Zuidzijde te mogen voegen. Zij stelt een belang bij voeging te hebben nu zij in algehele gemeenschap van goederen met [geïntimeerde] gehuwd is en zij het appartement aan de [a-straat] gezamenlijk gekocht hebben.
3.5
Zuidzijde heeft tegen de vordering tot voeging verweer gevoerd op gronden die hierna bij de beoordeling zo nodig zullen worden besproken.
3.6
Ingevolge artikel 217 Rv kan een ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding vorderen zich daarin te mogen voegen. Onder voldoende belang dient in dit verband te worden verstaan dat de rechtspositie van de zich voegende derde nadelig kan worden beïnvloed door de uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde deze derde zich voegt. Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot voeging kunnen niettemin de eisen van een goede procesorde in de weg staan (HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768)
Onder nadelige gevolgen zijn in dit verband te verstaan de feitelijke of juridische gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van de in die procedure ingestelde vordering of het gezag van gewijsde van in de uitspraak in die procedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben voor degene die de voeging vordert; in de mogelijke precedentwerking van die uitspraak is niet reeds een voldoende belang gelegen (HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1602).
3.7
Naar het oordeel van het hof heeft [eiseres] , als mede-eigenaar van het appartement waar het in de hoofdzaak om gaat, voldoende belang bij voeging in de onderhavige procedure aan de zijde van [geïntimeerde] in verband met (nadelige) gevolgen die een uitspraak in hoger beroep tussen [geïntimeerde] enerzijds en Zuidzijde anderzijds feitelijk of juridisch voor haar kan hebben. Het verweer van Zuidzijde dat [eiseres] geen belang bij voeging heeft nu [geïntimeerde] hooguit zijn aandeel van de beweerdelijke schade kan claimen, kan niet slagen, alleen al omdat [geïntimeerde] geen schadevergoeding maar een verklaring voor recht heeft gevorderd, en [eiseres] als mede-eigenaar van het appartement belang heeft bij toewijzing van die verklaring.
3.8
Zuidzijde heeft voorts gesteld dat het verzoek tot voeging in strijd is met de goede procesorde omdat Zuidzijde daardoor jegens [eiseres] een instantie wordt ontnomen. Ook dit verweer kan niet slagen. Uit Hoge Raad 14 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC6692) volgt immers dat voeging zelfs voor het eerst in cassatie gevorderd kan worden. Anders dan Zuidzijde lijkt te veronderstellen heeft een partij niet het recht om elke stelling en elk verweer in twee instanties te laten toetsen. Van strijd met een goede procesorde is dan ook geen sprake.
3.9
Voor zover Zuidzijde tot slot heeft gesteld dat de vordering van [eiseres] in strijd is met de goede procesorde nu de procedure hierdoor onnodig wordt vertraagd overweegt het hof als volgt. Voeging strekt ertoe dat een derde zich mengt in het processuele debat van partijen. Daarmee zal in het algemeen tijd zijn gemoeid. Een in beginsel toewijsbare vordering tot voeging kan dan ook niet - behoudens bijzondere omstandigheden, die door Zuidzijde niet zijn gesteld - wegens strijd met de eisen van een goede procesorde worden afgewezen op de grond dat de procedure in de hoofdzaak als gevolg van de voeging wordt vertraagd (vgl. HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768).
3.1
De vordering tot voeging zal worden toegewezen. Het hof houdt de beslissing over de kosten in het incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak.

4.De beslissingHet hof, rechtdoende in hoger beroep:

in het incident tot voeging:
wijst de vordering tot voeging van [eiseres] toe;
houdt de beslissing omtrent de proceskosten aan tot hierover bij eindarrest zal worden beslist;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 27 maart 2018voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde] en [eiseres] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. B.J.H. Hofstee en mr. D.H. de Witte en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op dinsdag 20 februari 2018.