In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, waarbij de verdachte op 20 april 2017 werd veroordeeld tot een taakstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis, wegens het opzettelijk onttrekken van een personenauto aan een door de wet gelegd beslag. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak behandeld op 7 februari 2018, na een eerdere zitting op 24 januari 2018. De advocaat-generaal heeft de bevestiging van het vonnis van de politierechter gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit op basis van formele onrechtmatigheid van het beslag en het ontbreken van 'onttrekken' in de zin van artikel 198 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft geoordeeld dat de deurwaarder niet verplicht was om een voorlopige voorziening te vragen en dat het beslag rechtmatig was. De verdachte had de auto feitelijk onttrokken door de deurwaarder niet te informeren over de locatie van de auto. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het onttrekken van de auto aan het beslag en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, met een subsidiaire hechtenis van 25 dagen. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere strafblad, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.