Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
MCM,
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het comparitiearrest van 26 januari 2016,
- het proces-verbaal van de comparitie na aanbrengen gehouden op 23 februari 2016,
- de akte houdende uitlating producties.
3.De vaststaande feiten
1.Medewerker wordt tewerkgesteld bij:
Deze overeenkomst is wordt aangegaan voor maximaal 78 gewerkte weken, met gebruikmaking van het uitzendbeding.
9.CAO voor Uitzendkrachten
heeft die beëindiging aanvaard.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
- € 360,- bruto aan niet opgenomen vakantiedagen en
te vermeerderen met wettelijke verhoging over het achterstallige salaris, met € 605,00
5.Het belang van MCM in hoger beroep
Dat de vorderingen van [geïntimeerde] inmiddels door Stafflease zijn voldaan laat onverlet dat MCM er een belang bij heeft dat wordt vastgesteld of [geïntimeerde] haar vorderingen ook terecht jegens MCM heeft ingesteld en zij terecht tot betaling is veroordeeld. Dat belang betreft zowel de hoofdvorderingen als de proceskostenveroordeling, en ziet niet alleen op een mogelijke verhaalsactie van Stafflease op basis van het bestreden vonnis, maar ook op haar bedrijfsvoering: dient zij die wel of niet af te stemmen op het bestreden vonnis.
Indien wordt geoordeeld dat [geïntimeerde] loonaanspraken heeft jegens MCM, heeft MCM in het verlengde daarvan ook belang bij de vaststelling van de omvang van die aanspraken in dit hoger beroep. Wordt daarentegen geoordeeld dat [geïntimeerde] geen loonaanspraken heeft jegens MCM, dan heeft MCM in hoger beroep echter geen rechtens te respecteren belang meer bij een beoordeling van de hoogte van die aanspraken. Die raken dan immers niet (meer) de rechtsverhouding tussen [geïntimeerde] en MCM, maar alleen nog de rechtsverhouding tussen [geïntimeerde] en Stafflease. Weliswaar kan MCM belang hebben bij de vaststelling van die aanspraken in haar rechtsverhouding met Stafflease, maar dat (indirecte) belang rechtvaardigt niet een beoordeling in deze procedure.
6.De beoordeling van de grieven en de vorderingen
Dat verschil ten opzichte van de “klassieke uitzendrelatie” laat onverlet dat ook de tussen [geïntimeerde] en Stafflease gesloten arbeidsovereenkomst kwalificeert als een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 7:690 BW. Uit de Memorie van Toelichting op het artikel blijkt dat de wetgever heeft beoogd dat ook andere driehoeksrelaties dan de ‘klassieke uitzendrelatie’ onder de reikwijdte van de bepaling zouden vallen, mits aan de begripsomschrijving wordt voldaan (Kamerstukken II 1996-1997, 25 263, nr. 3, p. 9-10). Zie recent ook HR
Dat, zoals [geïntimeerde] heeft aangevoerd, de inleiding van het huishoudelijk reglement begint met de zin
: “Ten eerste gefeliciteerd met je nieuwe baan bij MCM INNOVATION B.V. en welkom.”en dat in dat reglement de regels en arbeidsvoorwaarden worden vermeld die bij MCM gelden, is daarvoor niet toereikend. Uit verschillende passages in het huisreglement is voldoende kenbaar dat geen sprake is van een arbeidsverhouding tussen MCM en [geïntimeerde] (vgl. de passages aangehaald onder 3.4).
lijkt zich er ook bewust van te zijn geweest dat zij een arbeidsverhouding had met Stafflease en niet (tevens) met MCM. Uit de e-mail van [geïntimeerde] van 29 september 2014 (zie r.o. 3.6) blijkt dat [geïntimeerde] er mee bekend was dat haar salaris door Stafflease voldaan diende te worden, hetgeen past in het bestaan van een arbeidsverhouding tussen haar en Stafflease. Verder heeft [geïntimeerde] de beëindiging van de arbeidsrelatie door Stafflease aanvaard, wat niet in de rede had gelegen indien [geïntimeerde] in de veronderstelling zou hebben verkeerd dat zij een arbeidsverhouding had met MCM.
Het bestreden vonnis dient derhalve te worden bekrachtigd voor wat betreft de (hoofdelijke) veroordeling van MCM in de proceskosten.