ECLI:NL:GHARL:2018:11177

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 december 2018
Publicatiedatum
27 december 2018
Zaaknummer
WAHV 200.240.240 ev
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Beswerda
  • M. van Schuijlenburg
  • J. de Witt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissingen kantonrechter inzake administratieve sancties WAHV

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissingen van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 3 april 2018 de beroepen van de betrokkene gegrond had verklaard en de beslissingen van de officier van justitie had vernietigd. De zaak betreft een administratieve sanctie opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Het hof heeft geoordeeld dat de officier van justitie geen hoger beroep kan instellen als de sanctie na de beslissing van de kantonrechter niet meer bedraagt dan € 70,-. Dit arrest komt terug op een eerder arrest van 20 juli 2010, waarin een onderscheid werd gemaakt tussen de beroepsmogelijkheden van de betrokkene en de officier van justitie. Het hof heeft de hoger beroepen van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, omdat de opgelegde sancties door de kantonrechter zijn vernietigd. Tevens is er een proceskostenvergoeding toegewezen aan de betrokkene tot een bedrag van € 4.884,75, waarbij het hof de gemaakte kosten van rechtsbijstand heeft vergoed. De betrokkene heeft de zitting van het hof bijgewoond en zijn reiskosten zijn eveneens voor vergoeding in aanmerking gekomen.

Uitspraak

WAHV 200.240.240 ev. Zie aangehechte bijlage
27 december 2018
CJIB 192685966 ev.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissingen
van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant
van 3 april 2018
betreffende
[naam betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [naam gemachtigde] ,
advocaat te [plaats] .

De beslissingen van de kantonrechter

De kantonrechter heeft de beroepen van de betrokkene gegrond verklaard en de beslissingen van de officier van justitie vernietigd. Het hof ziet in de motivering van de beslissingen van de kantonrechter aanleiding om deze beslissingen in zoverre verbeterd te lezen, dat de kantonrechter (tevens) de desbetreffende inleidende beschikkingen waarbij een administratieve sanctie is opgelegd heeft vernietigd. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van in totaal € 4.884,75.

Het procesverloop

De officier van justitie heeft (pro forma) hoger beroep ingesteld tegen de beslissingen van de kantonrechter.
De gemachtigde van de betrokkene heeft een verweerschrift ingediend. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De officier van justitie heeft vervolgens de gronden van het hoger beroep ingezonden.
De gemachtigde van de betrokkene heeft gereageerd op de gronden van het hoger beroep.
Hierna heeft de advocaat-generaal schriftelijk een nadere toelichting gegeven en verzocht om mondelinge behandeling van het hoger beroep ter zitting.
Op 26 augustus 2018 en 10 oktober 2018 zijn nogmaals brieven van de gemachtigde van de betrokkene ontvangen.
Op 13 december 2018 is nadere informatie van de advocaat-generaal ontvangen.
De gemachtigde van de betrokkene heeft daarop gereageerd bij faxbericht ontvangen op
17 december 2018.
De zaken zijn behandeld op de zitting van 17 december 2018. De betrokkene is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens de advocaat-generaal is mr. C.H. Brontsema verschenen, vergezeld van mr. T.M. Bontekoe, werkzaam bij het Parket CVOM te Utrecht.
Na de zitting heeft de voorzitter de zaken verwezen naar de meervoudige kamer van het hof.

Beoordeling

1. Artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) luidt:
"1. Degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld, alsmede de officier van justitie, kunnen tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, tenzij de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing niet meer bedraagt dan € 70.
2. Eveneens kan degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld doch daarin met toepassing van het bepaalde in artikel 11, vierde lid, niet-ontvankelijk is verklaard, tegen die beslissing hoger beroep instellen op de grond dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de zekerheid niet dan wel niet tijdig is gesteld dan wel ten onrechte niet heeft geoordeeld dat de indiener redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest."
2. Het een noch het ander doet zich hier voor. De kantonrechter heeft, na vernietiging van de beslissingen van de officier van justitie, beslist op het administratief beroep, ingesteld tegen de inleidende beschikkingen waarbij sancties waren opgelegd, en heeft, na de vaststelling dat de gedragingen zijn verricht, het beroep op overmacht gehonoreerd. De kantonrechter heeft overwogen dat betrokkene niet bij machte was om de voertuigen te schorsen, nu zijn ex-vrouw de daartoe benodigde bescheiden onder zich hield. Het hof herhaalt, dat het hierin aanleiding ziet om de beslissingen van de kantonrechter in zoverre verbeterd te lezen, dat de kantonrechter (tevens) de desbetreffende inleidende beschikkingen waarbij een administratieve sanctie is opgelegd heeft vernietigd.
3. Het hof heeft in het arrest van 20 juli 2010 (gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHLEE:2010:BN3632) overwogen dat de in artikel 14, eerste lid van de Wahv opgenomen drempel geldt voor zowel degene die beroep bij de kantonrechter heeft ingesteld als voor de officier van justitie en dat de wetsgeschiedenis geen nadere informatie bevat met het oog op de mogelijkheden van de officier van justitie om hoger beroep in te stellen tegen beslissingen van de kantonrechter (ov. 8 en 9). Vervolgens heeft het hof, onder verwijzing naar de parallelle ontwikkeling van appelmogelijkheden ten aanzien van de strafrechtelijke overtredingen en Wahv-gedragingen, geoordeeld dat, indien de initiële sanctie meer dan € 70 heeft bedragen, hoger beroep voor de officier van justitie ook open staat indien het oordeel van de kantonrechter heeft geleid tot vernietiging van de inleidende beschikking -dan wel daartoe had moeten leiden- op een van de gronden genoemd in artikel 9 van de Wahv. Ingeval de sanctie op nihil was gesteld, staat hoger beroep echter niet open in gevallen waarin dit is gebeurd op grond van de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder b, van de Wahv.
4. Het hof heeft in de arresten van 15 december 2017 en 12 juli 2018 (gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaatsen ECLI:NL:GHARL:2017:11074 en ECLI:GHARL:2018:6402), inzake hoger beroep door degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld, geoordeeld dat de tekst van artikel 14 van de Wahv leidend is bij de beantwoording van de vraag of hoger beroep openstaat tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is geen hoger beroep mogelijk indien na de beslissing van de kantonrechter een sanctie resteert die niet meer dan € 70 bedraagt, tenzij de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat niet (tijdig) zekerheid is gesteld.
5. De wetgever heeft bij de appelgrens van € 70 geen onderscheid gemaakt tussen degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld en de officier van justitie. In verband met zijn recente jurisprudentie, zoals hierboven aangehaald, waarin het appelverbod voor degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld strikt(er) wordt gehanteerd, ziet het hof thans aanleiding om terug te komen op het in het arrest van 20 juli 2010 gemaakte onderscheid tussen de beroepsmogelijkheden van degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld en de officier van justitie. Het hof zal in het vervolg (ook) ten aanzien van de officier van justitie de appelgrens van € 70 strikt toepassen. Omdat de desbetreffende administratieve sancties door de kantonrechter ongedaan zijn gemaakt, betekent dit dat geoordeeld moet worden dat voor de officier van justitie geen beroep openstaat tegen de onderhavige beslissingen van de kantonrechter, zodat het hoger beroep daartegen niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
6. Er bestaat aanleiding voor vergoeding van door de betrokkene gemaakte proceskosten. De betrokkene verzoekt om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand voor alle fasen van de procedure en op basis van 1 punt per zaak, derhalve 79 punten. Daartoe wordt aangevoerd dat de betrokkene zeer veel schade heeft geleden door de handelswijze van de RDW en het OM en veel kosten heeft gemaakt door de zaken voor te leggen aan de Ombudsman, het aanvragen van een executie kortgeding met overleg met de landsadvocaat en de begeleiding door professionele derden bij het ketenoverleg.
7. Artikel 13a, eerste lid, van de Wahv luidt:
"De kantonrechter is bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De artikelen 7:15, tweede tot en met vierde lid, en 7:28, tweede, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing. (…). Het Besluit proceskosten bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing."
Deze bepaling is in artikel 20d, vierde lid, van de Wahv van overeenkomstige toepassing verklaard.
8. De in artikel 13a van de Wahv neergelegde mogelijkheid om een partij in de kosten te veroordelen die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, heeft geen ruimere strekking dan in de desbetreffende bepalingen van de Wahv en het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) is voorzien.
9. De kantonrechter heeft in zijn beslissingen een vergoeding toegekend voor het indienen van het administratieve beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het bijwonen van de zitting door de gemachtigde op 3 april 2018.
10. Het hof ziet aanleiding om de in hoger beroep gemaakte kosten van rechtsbijstand te vergoeden. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep een verweerschrift ingediend, een reactie op de nadere toelichting van de advocaat-generaal en hij is ter zitting van het hof verschenen. Aan het indienen van een verweerschrift en het bijwonen van de zitting dient telkens één punt te worden toegekend en aan de reactie op de nadere toelichting dient een halve punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en het gewicht van de zaak 0,5. Het hof stelt vast dat er sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit. Gelet op het aantal zaken (4 of meer) past het hof factor 1,5 toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 939,38 (2,5 x € 501,- x 0,5 x 1,5). Het verzoek zal voor het overige worden afgewezen.
11. De betrokkene heeft de zitting van het hof bijgewoond. Zijn reiskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden reiskosten vergoed overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Ingevolge die bepaling wordt een tarief vergoed waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. Dit komt neer op € 52,84 (woonadres betrokkene - Wilhelminaplein te Leeuwarden v.v.).

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep betreffende de in de bijlage genoemde CJIB-nummers niet-ontvankelijk;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 992,22;
wijst het verzoek tot vergoeding van proceskosten voor het overige af.
Dit arrest is gewezen door mrs. Beswerda, Van Schuijlenburg en De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.
WAHV-nummer
CJIB-nummer
1
200.240.240
192685966
2
200.240.241
190998163
3
200.240.242
193902085
4
200.240.243
177162010
5
200.240.244
192513338
6
200.240.245
193261242
7
200.240.246
192368252
8
200.240.247
193237483
9
200.240.248
194183976
10
200.240.249
192543355
11
200.240.250
193237338
12
200.240.251
194277946
13
200.240.252
192659359
14
200.240.253
187351864
15
200.240.254
194353188
16
200.240.255
192368263
17
200.240.256
192368255
18
200.240.257
194352951
19
200.240.258
192368253
20
200.240.259
192659300
21
200.240.260
187352679
22
200.240.261
193261260
23
200.240.262
194492741
24
200.240.263
194493644
25
200.240.264
192368199
26
200.240.265
179061762
27
200.240.266
192659367
28
200.240.267
188690644
29
200.240.268
187353147
30
200.240.269
193237340
31
200.240.270
194183972
32
200.240.271
194351766
33
200.240.272
192513426
34
200.240.273
194491408
35
200.240.274
187352637
36
200.240.275
192368216
37
200.240.276
192685940
38
200.240.277
192368214
39
200.240.278
192368267
40
200.240.280
192513421
41
200.240.281
194490179
42
200.240.282
192368179
43
200.240.283
192368198
44
200.240.284
192368201
45
200.240.285
194490102
46
200.240.286
192368196
47
200.240.287
193237668
48
200.240.289
192659356
49
200.240.290
192368202
50
200.240.291
192368250
51
200.240.292
192368275
52
200.240.293
192368262
53
200.240.294
190998114
54
200.240.295
194490376
55
200.240.297
192659365
56
200.240.299
190998105
57
200.240.300
178421964
58
200.240.301
190902664
59
200.240.303
190998038
60
200.240.304
192543384
61
200.240.305
192513465
62
200.240.306
192543382
63
200.240.307
194493471
64
200.240.308
188675779
65
200.240.310
191864095
66
200.240.311
191767946
67
200.240.312
194490370
68
200.240.314
191864079
69
200.240.315
188675291
70
200.240.316
191864126
71
200.240.317
192206069
72
200.240.318
188675316
73
200.240.319
192513436
74
200.240.320
192513284
75
200.240.321
192513276
76
200.240.322
192368258
77
200.240.323
192513459
78
200.240.324
192543390
79
200.240.328
192368180