In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel van 4 december 2015. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van kosten. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend, maar heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de nadere toelichting van de gemachtigde.
Het hof heeft artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) beoordeeld, dat bepaalt dat hoger beroep mogelijk is, tenzij de opgelegde administratieve sanctie niet meer bedraagt dan € 70. In deze zaak was de sanctie € 52, en de kantonrechter had het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de gemachtigde niet de gronden van het beroep had opgegeven. Het hof concludeert dat in dit geval geen hoger beroep mogelijk is, omdat de gemachtigde zich op een onterecht standpunt heeft gesteld dat het appelverbod niet van toepassing zou zijn.
Het hof komt terug op eerdere jurisprudentie waarin hoger beroep in vergelijkbare gevallen werd toegestaan. Het hof stelt vast dat de beperkingen in de Wahv niet in strijd zijn met het recht op toegang tot de rechter zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk en wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.