Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
“Hierbij delen wij u mede dat wij u mail in goede orde hebben ontvangen en dat wij e.e.a. in behandeling zullen nemen. De schade is veroorzaakt door een onderaannemer van ons.”
€ 18.354,66 inclusief btw, binnen veertien dagen te vergoeden.
4 november 2015 aansprakelijk gesteld voor de door [geïntimeerde] geleden schade en heeft haar gesommeerd binnen 14 dagen een bedrag van € 18.354,66 te voldoen.
“Inzake bovenstaande heeft u onze relatie [appellante] aansprakelijk gesteld voor schade aan de kabel. Bijgaand zenden wij u een toelichting middels de subagent van onze relatie. Hieruit blijkt dat niet onomstotelijk vast staat dat onze relatie de schade heeft veroorzaakt. U dient zich tot de hoofdaannemer te wenden.”
“Op 4 november heb ik u aansprakelijk gesteld voor de schade die mijn cliënte lijdt als gevolg van een stuk getrokken elektra mof. Helaas is deze kwestie nog altijd niet ten einde.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
15 november 2016 toegewezen.
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
Het vonnis is gebaseerd op feitelijk en juridisch onjuiste grondslagen omdat [appellante] – anders dan [geïntimeerde] in haar dagvaarding in eerste aanleg heeft gesteld – geen graafwerkzaamheden heeft verricht.
De graafwerkzaamheden zijn verricht door (of onder verantwoordelijkheid van) Van Dijk. [appellante] was niet betrokken bij de graafwerkzaamheden, maar was als onderaannemer van Van Dijk slechts belast met het aanleveren van zand. [appellante] kan dan ook niet worden aangemerkt als een ‘grondroerder’ op wie de verplichting rust om zorgvuldig de ligging van alle kabels en leidingen vast te leggen. [appellante] had bovendien geen reden aan te nemen dat Van Dijk niet aan haar verplichtingen als grondroerder had voldaan. Zij mocht er van uitgaan dat Van Dijk alle door haar gelokaliseerde netonderdelen zo nodig zou hebben gemarkeerd.
Maar ook in het geval de onderzoeks- of verificatieplicht op grond van de WION niet op [appellante] zou rusten omdat zij slechts belast was met de aanvoer van zand, had [appellante] moeten onderzoeken of zij met de vrachtwagen het terrein op kon rijden zonder schade aan te richten, dan wel navraag moeten doen bij Van Dijk alvorens het terrein op te rijden. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat er veel leidingen en kabels in de grond liggen en dat deze makkelijk dicht bij de oppervlakte kunnen liggen.
had er niet klakkeloos van uit mogen gaan dat Van Dijk alle door haar gelokaliseerde netonderdelen zou hebben gemarkeerd en/of beschermd. Door het terrein te berijden zonder voorafgaand onderzoek, handelde [appellante] onzorgvuldig. [geïntimeerde] houdt [appellante] aansprakelijk op grond van art. 6:162 BW en/of art. 6:99 BW.
Het enkele feit dat de kabel door de vrachtwagen van [appellante] is beschadigd, brengt nog niet mee dat [appellante] voor de als gevolg daarvan ontstane schade van [geïntimeerde] uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk is.
Ook bij toepassing van art. 6:99 BW geldt – nog daargelaten dat [geïntimeerde] op geen enkele wijze heeft toegelicht waarom er in het onderhavige geval sprake zou zijn van alternatieve causaliteit – dat aan de vereisten van aansprakelijkheid moet zijn voldaan, in casu dat de aangesproken persoon toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld (Hoge Raad 31 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF1301,
NJ 2003, 346).
De volgende handelingen leveren een onrechtmatige daad op: inbreuk op een recht, een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht en een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
Toerekening van de daad aan de dader vindt plaats wanneer deze is te wijten aan zijn schuld of aan een oorzaak die krachtens wet of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.
g. grondroerder: degene onder wiens verantwoordelijkheid of leiding graafwerkzaamheden worden verricht;
Artikel 2 van de WION hield onder meer in:
2. De grondroerder verricht de graafwerkzaamheden op zorgvuldige wijze.
3. Ter uitvoering van het tweede lid zorgt de grondroerder ten minste dat
a. vóór aanvang van de graafwerkzaamheden een graafmelding is gedaan,
b. onderzoek is verricht naar de precieze ligging van onderdelen van netten op de graaflocatie, en
c. op de graaflocatie de van de Dienst ontvangen gebiedsinformatie aanwezig is.
5.Slotsom
€ 1.952,-
€ 2.148,-(2 punten x tarief € 1.074,-)
6.De beslissing
€ 2.148,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
11 december 2018.