Uitspraak
gevestigd te Arnhem,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
- i) [verweerster] heeft in 2013 grondroerende werkzaamheden uitgevoerd ter renovatie van een grondkerende damwand ten behoeve van een fietsbrug over de Leidsevaart die in 1981 is geopend. De renovatie is uitgevoerd door aan de waterzijde een nieuwe damwand tegen de oude te plaatsen.
- ii) Tijdens de werkzaamheden is schade ontstaan aan een middenspanningskabel waarvan Liander beheerder is.
- iii) [verweerster] heeft voordat zij met de werkzaamheden begon een graafmelding gedaan. Zij heeft een tekening ontvangen waarop de kabel is ingetekend. De informatie op deze tekening stamt uit de tijd waarin de kabel is gelegd, in 1956 of 1957.
- iv) [verweerster] heeft twee proefsleuven gegraven, waarbij de kabel beide keren is aangetroffen op de plaats waar deze volgens de tekening liep, namelijk aan de straatzijde van de aan te brengen damwand.
- v) Gebleken is dat de kabel voorbij de tweede proefsleuf, anders dan op de tekening is weergegeven, afbuigt, onder de oude damwand door, naar de waterzijde en vervolgens weer terug naar de straatzijde, waarna de kabel de ingetekende ligging vervolgt. De schade is ontstaan aan de waterzijde van de oude damwand, daar waar de kabel onder de oude damwand door loopt.
- vi) De afwijking tussen de ligging van de kabel op de tekening en de werkelijke ligging bedroeg op het betrokken punt 1,02 dan wel 1,12 meter.
Het hof gaat ervan uit dat de oude damwand vermoedelijk bij de aanleg van de brug, rond 1980, over de kabel is geplaatst, zonder dat Liander dat wist. (rov. 3.4)
De schade kon ontstaan omdat de kabel daar ter plaatse toch onder de oude damwand doorliep. De tekening voldeed op dat punt niet aan de nauwkeurigheid die [verweerster] op grond van het BION mocht verwachten. Er waren voor [verweerster] geen concrete aanwijzingen dat de tekening in dit geval niet aan die eisen zou voldoen (bijvoorbeeld wegens recente terreinveranderingen of bekende obstakels in de grond). (rov. 3.8.4)
De WION voorziet in een door de Dienst voor het kadaster en de openbare registers (hierna: de Dienst) beheerd elektronisch informatiesysteem. De grondroerder dient voorgenomen graafwerkzaamheden aan de Dienst te melden.
De Dienst licht daarop iedere betrokken netbeheerder in. Deze verstrekt aan de Dienst de relevante gebiedsinformatie, waaronder de liggingsgegevens van het net. Volgens art. 5 lid 2 van het op de WION gebaseerde BION (per 31 maart 2018 opgevolgd door het Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken, Stb. 2018, 92) dienen de gegevens over de horizontale ligging gebaseerd te zijn op metingen met een nauwkeurigheid van ten minste één meter. De Dienst verstrekt de gebiedsinformatie aan degene die de graafmelding heeft gedaan. (art. 8-11 WION)
De Richtlijn houdt hiermee ook rekening (zie hiervoor in 3.4.5). Het antwoord op de vraag in hoeverre de grondroerder op de tekening mag vertrouwen, hangt daardoor af van de omstandigheden van het geval, in het licht van hetgeen de Richtlijn over de onderzoeksplicht van de grondroerder bepaalt (zie hierna in 3.7.1-3.7.2). Daarbij is in deze zaak onder meer van belang dat de kabel al in 1956 of 1957 is gelegd en dat nadien ter plaatse werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Zeker nu het hof zelf heeft overwogen dat de netbeheerder in een geval als dit praktisch gesproken niet in staat zal zijn de in het BION genoemde nauwkeurigheid te bieden, had het niet tot uitgangspunt mogen nemen dat [verweerster] op de kaart mocht vertrouwen tenzij uit concrete gegevens bekend of kenbaar is dat de kaart niet nauwkeurig kan zijn. Voor zover het hof met de laatstgenoemde woorden heeft bedoeld dat er voor [verweerster] geen redenen waren om aan de nauwkeurigheid van de kaart te twijfelen, is dat oordeel, gelet op de zojuist genoemde omstandigheden van dit geval, onbegrijpelijk. Een en ander laat onverlet dat, mede gelet op art. 5 lid 2 BION, op de netbeheerder de verplichting rust zo nauwkeurig als redelijkerwijs van hem verlangd kan worden informatie over de ligging van het net te verstrekken, en dat een schending van deze verplichting kan leiden tot eigen schuld van de netbeheerder.
4.Beslissing
25 mei 2018.