Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan
GBLT(hierna: de heffingsambtenaar)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
Bezwaar tegen WOZ-waarde
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanslagen watersysteemheffing die zijn opgelegd aan [X] B.V. door de heffingsambtenaar GBLT. De zaak betreft meerdere aanslagen voor de jaren 2012 tot en met 2015, waarbij belanghebbende bezwaar heeft gemaakt tegen de hoogte van de WOZ-waarden van de onroerende zaken gelegen aan [a-straat] 2 en [b-straat] 22B te [Z]. De heffingsambtenaar had de aanslagen opgelegd op basis van de WOZ-waarden, die door de gemeente waren vastgesteld, maar deze waarden waren nog niet onherroepelijk. Belanghebbende stelde dat de aanslagen prematuur waren en dat de heffingsambtenaar niet bevoegd was om aanslagen op te leggen terwijl de WOZ-waarden nog niet definitief waren vastgesteld. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar bevoegd was om de aanslagen op te leggen en dat de uitspraken van de rechtbank Overijssel, die de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaarde, in stand blijven, behalve voor de aanslagen van 2012 en 2013, die zijn verminderd naar een heffingsgrondslag van € 500.000. Het Hof heeft ook geoordeeld dat belanghebbende geen recht had op vergoeding van invorderingsrente, omdat er geen verzoek om uitstel van betaling was gedaan. De proceskosten zijn toegewezen aan belanghebbende voor het beroep en het hoger beroep, met een totale vergoeding van € 501.