Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 november 2018 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep betreffende de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2014. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft een schorsingsverzoek ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder was vastgesteld. De advocaat van de moeder, mr. M.B. Chylinska, was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling op 15 november 2018, wat het hof ertoe heeft aangezet om de inhoudelijke behandeling van de hoofdzaak aan te houden. Het hof heeft de raad voor de kinderbescherming verzocht om aanvullend onderzoek te doen naar de hoofdverblijfplaats van de minderjarige.
Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds het uiteengaan van de ouders in oktober 2016 bij de vader verblijft en dat er een wekelijkse zorgregeling met de moeder is afgesproken. De moeder heeft aangegeven dat deze regeling goed verloopt en dat zij instemt met het behoud van de huidige situatie totdat er een definitieve uitspraak in de hoofdzaak is gedaan. Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van de minderjarige vooropgesteld en besloten dat het in zijn belang is om de huidige verblijfssituatie te handhaven totdat er een definitieve beslissing is genomen.
In de zaak met zaaknummer 200.243.627/03 heeft het hof de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om een voorlopige voorziening. De beslissing van het hof houdt in dat de mondelinge behandeling op 17 december 2018 zal worden voortgezet, waarbij de vader, de moeder, de gecertificeerde instelling en de raad worden opgeroepen.