Uitspraak
in eerste aanleg: verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
in eerste aanleg: verweerster, tevens verzoekster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het formulier “indienen nadere stukken” van 27 juli 2017, houdende overlegging van het proces verbaal in eerste aanleg;
- het verweerschrift met producties van 26 september 2017;
bij beschikking:
- primair: te verklaren voor recht dat aan de opzegging van de arbeidsovereenkomst geen dringende reden ten grondslag ligt;
- nog meer subsidiair: SUR te veroordelen tot betaling aan hem van de transitievergoeding;
a. het loon over de opzegtermijn,
b. de transitievergoeding,
Als reden voor de beperking van zijn verzoeken heeft [verzoeker] aangevoerd dat hij inmiddels berust in de opzegging.
3.3. De feiten
“3.1 (…) Het is de werknemer bekend dat conform de Cao, Sports Unlimited Retail in afwijking van het aantal basis uren wekelijks meer, respectievelijk minder arbeidsuren kan aanbieden, zulks evenwel binnen de bandbreedte zoals bepaald in de Cao.
Volgens de uitkomsten van het onderzoek heeft [verzoeker] in de periode van 13 oktober 2016 tot 5 november 2016 verschillende malen, in ieder geval zes keer, zijn arbeidsuren onjuist geregistreerd en heeft hij in die periode 20,5 uren minder gewerkt dan volgens zijn eigen opgave. Volgens het onderzoek gaat het daarbij om: vrijdag 14 oktober (3,5 uur minder gewerkt), maandag 17 oktober (1,5 uur), maandag 24 oktober (1,5 uur), vrijdag 28 oktober (3,5 uur), maandag 31 oktober (3 uur) en vrijdag 4 november (7,5 uur).
“I admit that I have in the past submitted the timesheets for payment of hours I have not worked, this is usually on Mondays but has also been on Fridays as well.”
“door jou gepleegde onregelmatigheden in dienstbetrekking”.
De brief vermeldt in dat verband: “
Tijdens een persoonlijk gesprek op woensdag 9 november jl. (…) heb je zowel een mondelinge als een schriftelijke bekentenis afgelegd dat je meerdere malen uren hebt geregistreerd voor jezelf en collega’s die niet gewerkt zijn. Totaal heb je 20,5 uur voor jezelf gefraudeerd en minimaal 6 uur voor andere teamleden. Je hebt hiermee bewust de huis- en bedrijfsregels op enstige wijze overtreden”.Volgens de ontslagbrief heeft [verzoeker] door zijn gedragingen gehandeld in strijd met zijn verplichting zich als goed werknemer te gedragen, is hij daardoor het vertrouwen van SUR onwaardig geworden en kan van SUR niet worden verlangd het dienstverband met hem voort te zetten.
4.de verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
Artikel 677 lid 1 BW bepaalt dat ieder der partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag òf van zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats in de beschouwing te worden betrokken de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Ook indien deze gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is (HR 21 januari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4436 en HR 20 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9532).
- het gaat om een herhaalde onjuiste invoer van arbeidsuren in een tijdsbestek van slechts enkele weken;
- de onjuiste invoer heeft betrekking op een relatief groot aantal uren (20,5 uren in een periode van drie weken);
- [verzoeker] heeft erkend dat die invoer op de maandagen telkens door hemzelf is verricht. Hij sluit niet uit dat op de vrijdagen die invoer ook door iemand anders kan zijn verricht, maar heeft niet (gemotiveerd) betwist dat hij (wekelijks) de mogelijkheid had om de ingevoerde gegevens te controleren;
- het invoeren van arbeidsuren betreft een actieve handeling en (dus) niet (enkel) een nalaten. Als [verzoeker] zich er al niet bewust van was dat hij onjuiste gegevens invoerde, had hij zich daar in ieder geval van bewust van behoren te zijn;
- [verzoeker] heeft niet betwist dat, zoals is verklaard door de leidinggevende van [verzoeker] ,
dhr. [F] (onder meer prod. 20 verweerschrift in hoger beroep) en ook kan blijken uit door SUR overgelegde bescheiden (prod. 29 verweerschrift in hoger beroep), SUR hem er verschillende malen op heeft gewezen dat het belangrijk is dat registratie van arbeidsuren zorgvuldig geschiedt;
- voor het hof staat ook genoegzaam vast dat een juiste registratie van de arbeidsuren van belang is voor de beloning van de werkzaamheden. Naar 's hofs oordeel is zelfs voldoende aannemelijk dat die registratie van belang is voor de directe periodieke salarisbetaling. [verzoeker] heeft immers in zijn eigen verklaring (gevoegd als productie bij de brief van mr. Bink van 25 januari 2017) over de periode dat hij op detacheringsbasis voor SUR werkte verklaard:
“Bij Randstad was het zo: hoeveel uur je werkt, zoveel uur krijg je ook betaald”, en ook door SUR overgelegde loonstroken over oktober en november 2016 zijn gebaseerd op het aantal gewerkte uren. Doch zelfs als het reguliere loon niet afhankelijk zou zijn van de urenregistratie, dan nog vormt deze regstratie de basis voor de vaststelling van de aanspraak op betaling van overuren, al dan niet in de vorm van “tijd voor tijd”, aangezien in de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] niet is bepaald dat overuren geacht worden te zijn begrepen in de beloning. De eigen verklaring van [verzoeker] dat in de praktijk die uren bleven staan en dat daar verder niets mee werd gedaan is door [verzoeker] verder niet onderbouwd, waarbij wordt opgemerkt dat [verzoeker] pas vanaf april 2016 werkzaam was ten behoeve van SUR en dat hij pas vanaf 13 oktober 2016 (formeel) bij haar in dienst was;
- indien SUR de onjuiste urenregistratie niet tijdig zou hebben ontdekt, had zij aanzienlijk nadeel kunnen lijden. De vraag of dat nadeel zich ook verwezenlijkt heeft acht het hof, anders dan [verzoeker] , niet van belang. Evenmin acht het hof bepalend of [verzoeker] ook het oog heeft gehad op bevoordeling van zichzelf en/of benadeling van SUR. Het gaat erom dat SUR dat nadeel had kunnen lijden als gevolg van de aan [verzoeker] verweten gedraging.
6.slotsom
Nu in (de motivering van) het oordeel dat het ontslag op staande voet terecht gerechtvaardigd was ligt besloten dat het eindigen van de arbeidsverhouding is gelegen in ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker] , bestaat ook geen grond voor het toekennen van de transitievergoeding.