In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van de assurantietussenpersoon, de Coöperatieve Rabobank U.A. De zaak betreft de zorgplicht van de Rabobank ten aanzien van het behoud van een toereikende dekking op een opstalverzekering, waarbij een leegstandclausule van toepassing was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de Rabobank tekort was geschoten in haar verplichtingen jegens de geïntimeerde, die schade had geleden door het ontbreken van een verzekeringsuitkering na een brand in de bedrijfshal. Het hof heeft een deskundige benoemd om te onderzoeken of een redelijk handelend verzekeraar dekking zou hebben geboden voor het risico en of de geïntimeerde dat aanbod zou hebben aanvaard. De deskundige concludeerde dat een redelijk handelend verzekeraar de dekking niet zou hebben geweigerd, mits er aanvullende voorwaarden waren gesteld. Het hof volgde deze conclusie en oordeelde dat het causaal verband tussen het tekortschieten van de Rabobank en het mislopen van de verzekeringsuitkering vaststond. De grieven van de Rabobank werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Overijssel, waarbij de Rabobank werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.