Uitspraak
verzoekster in eerste aanleg, verweerster in het tegenverzoek,
hierna te noemen [appellant] ,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.2. Het geding in hoger beroep
- het verweerschrift in het incidenteel appel,
20 september 2017 of zoveel eerder als mogelijk is.
1. de bestreden beschikking zal vernietigen;
2. alsnog zal gebieden dat [geïntimeerde] zich heeft te houden aan de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen bedingen, waaronder uitdrukkelijk het relatiebeding;
4. alsnog zal bepalen dat als [geïntimeerde] zich niet houdt aan de overeengekomen bedingen, waaronder uitdrukkelijk het relatiebeding, zij aan [appellant] een boete verbeurt van
€ 4.537,- per overtreding en een boete verbeurt van € 453,- per dag dat de overtreding voortduurt;
5. alsnog zal verklaren voor recht dat [geïntimeerde] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten jegens [appellant] , ten gevolge waarvan [appellant] geen transitievergoeding is verschuldigd aan [geïntimeerde] op grond van (het hof leest:) artikel 7:673 lid 7 sub c B.W.;
3.De feiten
€ 886,67 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag op basis van een 16-urige werkweek. In deze salon werkte zij onder meer met een zogenoemde Nora Bode OXYjet (hierna: OXYjet). Dit is een apparaat dat via een gepatenteerde methode op basis van zuurstof de huid verbetert (anti-aging). [appellant] had dit apparaat gekocht bij haar leverancier, de vennootschap onder firma SkinCare Solutions v.o.f. (hierna SkinCare Solutions), exclusief distributeur voor de OXYjet systemen van Nora Bode in de Benelux.
Artikel 11: non-concurrentiebeding
- op welke wijze dan ook concurrerend zijn met de activiteiten van werkgever;
- een zodanig beslag op werknemer leggen dat werknemer zijn werkzaamheden niet meer naar
- schadelijk kunnen zijn voor de goede reputatie van werkgever.
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
- [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van een boete voor de door haar begane over-tredingen op grond van artikel 14 van de arbeidsovereenkomst van € 4.537,00, te vermeer-deren met € 453,00 per dag dat [geïntimeerde] in strijd handelt met de arbeidsovereenkomst;
5.De beoordeling in hoger beroep
Evenmin ligt in hoger beroep voor de toewijzing van het loon over de maand maart 2017.
Het is werknemer evenmin toegestaan om gedurende een periode van één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst op enige wijze zakelijke betrekkingen aan te gaan of te onderhouden met (voormalige) relaties van werkgever, behoudens de voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever.’
NJ2005, 493). Wanneer partijen bij de schriftelijke vastlegging van hun overeenkomst gebruik maken van een standaardakte, zal uitgangspunt voor de uitleg van een beding uit die akte zijn wat naar gangbaar spraakgebruik (in de desbetreffende kring van het maatschappelijk verkeer) onder het beding wordt verstaan (vgl. Hoge Raad 23 december 2005, ECL:NL:HR:AU2414,
NJ2010, 62).
Daarbij speelt een rol dat naar het oordeel van het hof een werkgeefster als [appellant] en een werkneemster als [geïntimeerde] niet tot dezelfde maatschappelijke kringen behoren en over dezelfde kennis beschikken. [appellant] heeft zich, zoals zij zelf heeft benadrukt, nationaal geprofileerd op haar vakgebied en behoort tot de top van de schoonheidssalons in Nederland en mag aldus geacht worden over een grotere kennis, ook op dit terrein - dat immers naar het hof begrijpt tamelijk cruciaal is voor (het behouden van) haar concurrentiepositie in haar branche - te beschikken, terwijl [geïntimeerde] een dergelijke kennis en omgeving ontbeert, althans daarvan is niet gebleken. De stelling van [appellant] dat de door haar voorgestane uitleg van het relatiebeding [geïntimeerde] wel voldoende duidelijk moet zijn geweest op grond van haar opleidingsniveau, kennis en ervaring, ook van het merk [appellant] , zoals zij heeft aangevoerd, is onvoldoende feitelijk onderbouwd zodat het hof daaraan voorbijgaat.
6. De beslissing
20 september 2017.