In deze zaak gaat het om de onverbindendheid van de verordening inzake afvalstoffenheffing van de gemeente Duiven. De belanghebbende, eigenaar van een woning, heeft een aanslag in de afvalstoffenheffing voor het jaar 2014 ontvangen, die hij aanvecht. De heffingsambtenaar handhaafde de aanslag, maar de rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigde de aanslag. Zowel de belanghebbende als de heffingsambtenaar gingen in hoger beroep.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar de opbrengstlimiet, zoals vastgelegd in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, heeft overschreden. De heffingsambtenaar stelde dat de beoordeling van de opbrengstlimiet op basis van de begroting moet plaatsvinden, maar het Hof oordeelt dat de gerealiseerde opbrengsten en kosten in de jaren voorafgaand aan 2014 niet in overeenstemming zijn met de begroting. De gemeente heeft geen egalisatiereserve ingesteld en de tarieven voor de afvalstoffenheffing zijn niet verlaagd, ondanks de overdekking van de kosten.
Het Hof concludeert dat de verordening onverbindend is, omdat de overschrijding van de opbrengstlimiet meer dan 10% bedraagt. Het hoger beroep van de belanghebbende wordt niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het hoger beroep van de heffingsambtenaar ongegrond wordt verklaard. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.