Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Albertus [geïntimeerde 1] ,
2.Gradus Alphonsus [geïntimeerde 2] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
volgt dat het saldo van € 35.865,15, dat door [geïntimeerde 2] namens Scannel Media is erkend op 30 april 2009, op dat moment was verschuldigd en dat onmiddellijke nakoming in de vorm van betaling kon worden gevorderd. De verjaringstermijn van vijf jaar is dus in ieder geval op 1 mei 2009 ingegaan. [geïntimeerde 2] heeft deze verjaringstermijn vervolgens nadien gestuit ten aanzien van zichzelf (op respectievelijk 21 februari 2011, 31 maart 2012, 28 maart 2013 en 15 februari 2014) maar niet ten aanzien van [geïntimeerde 1] . Dat betekent dat de vordering van Gravene op [geïntimeerde 1] op 1 mei 2014 is verjaard. De brief van 27 februari 2011 aan Scannel Media kan in ieder geval niet worden aangemerkt als stuitinghandeling, omdat deze onderneming toen reeds was opgehouden te bestaan.”
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
1 Moeten tussen twee partijen krachtens wet, gewoonte of rechtshandeling geldvorderingen en geldschulden in één rekening worden opgenomen, dan worden zij in de volgorde waarin partijen volgens de voorgaande artikelen van deze afdeling of krachtens hun onderlinge rechtsverhouding tot verrekening bevoegd worden, dadelijk van rechtswege verrekend en is op ieder tijdstip alleen het saldo verschuldigd. Artikel (6:)137 (BW) is niet van toepassing.
6.De slotsom
€ 1.284,00
€ 2.026,50(3,5 punten x tarief III)
€ 1.957,00
€ 2.316,00(2 punten x appeltarief III)