Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 september 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De ontvanger van de Belastingdienst had [X] B.V. aansprakelijk gesteld voor vennootschapsbelastingschulden van de moedermaatschappij [A] B.V. ter hoogte van € 3.127.178,34. De rechtbank had de aansprakelijkstelling verminderd tot € 2.400.726,34, maar de ontvanger had hoger beroep ingesteld. Het Hof oordeelde dat de aansprakelijkstelling terecht was, omdat de verjaring van de rechtsvordering tot betaling tijdig was gestuit. Belanghebbende stelde dat de belastingschuld over 2005 was verjaard, maar het Hof volgde deze redenering niet. Het Hof bevestigde dat [X] B.V. hoofdelijk aansprakelijk was voor de Vpb-schulden van [A] B.V. en dat de stuiting van de verjaring ook gold voor [X] B.V. Daarnaast betoogde belanghebbende dat de Vpb-schulden verminderd moesten worden vanwege compensabele verliezen in 2009, maar het Hof oordeelde dat deze verliezen niet aannemelijk waren gemaakt. Het Hof concludeerde dat de Rechtbank de aansprakelijkstelling terecht had beperkt tot de heffings- en invorderingsrente en kosten, en dat het hoger beroep ongegrond was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen konden binnen zes weken beroep in cassatie instellen.