Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
Rabobank,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
grief 1van [appellant] over de datering van de in geschil zijnde borgtochtovereenkomst. Die overeenkomst is volgens beide partijen gesloten op
De borg verbindt zich bij deze – hoofdelijk – jegens de bank als borg voor de debiteur tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank blijkens haar administratie van de debiteur te vorderen heeft of mocht hebben
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
Grief Ibetreft enkel de vaststelling van de feiten en daarmee heeft het hof al rekening gehouden.
grief IIbeklaagt [appellant] zich over het feit dat de rechtbank geen processuele gevolgen heeft verbonden aan het feit dat Rabobank heeft nagelaten tijdig en schriftelijk een conclusie van antwoord in reconventie in te dienen. Volgens [appellant] heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat sprake was van een onzelfstandige eis in reconventie en daarom ten onrechte mondeling verweer ter comparitie toegestaan, in plaats van zijn vorderingen in reconventie als niet weersproken toe te wijzen.
grieven III tot en met Xlenen zich voor gezamenlijke beoordeling. [appellant] legt met die grieven in volle omvang voor aan het hof het oordeel van de rechtbank dat het beroep van [appellant] op dwaling en misbruik van omstandigheden met betrekking tot de borgtochtovereenkomst niet slaagt en dat daarom de vorderingen van Rabobank - voor zover in hoger beroep nog van belang – moeten worden afgewezen en zijn vorderingen alsnog moeten worden toegewezen.