Uitspraak
arrest van 26 september 2017 in de zaak van:
[appellant] ,
[appellant],
[geïntimeerde] ,
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een eerder vonnis van de voorzieningenrechter van 26 maart 2015. De vrouw had de man in gijzeling laten nemen om hem te dwingen kinderalimentatie te betalen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij de vrouw had verzocht om een langere termijn voor de gijzeling vast te stellen. Dit verzoek werd als tardief afgewezen, omdat incidenteel appel tijdig bij de eerste memorie moet worden ingesteld. De vrouw had ook gevraagd om de man in de proceskosten te veroordelen, maar het hof besloot dat de proceskosten tussen voormalige echtgenoten gecompenseerd dienen te worden, tenzij er sprake is van een appel dat tegen beter weten in is ingesteld. Het hof concludeert dat er geen reden is om van deze hoofdregel af te wijken, aangezien niet is gebleken dat het hoger beroep tegen beter weten in is ingesteld.
De appellant, de man, heeft in zijn memorie van grieven aangegeven dat het vonnis van de voorzieningenrechter inmiddels is geëxecuteerd en dat hij zich verzet tegen de proceskostenveroordeling. Hij stelt dat hij door de gijzeling en zijn financiële situatie niet in staat is om de alimentatie te betalen. De geïntimeerde, de vrouw, heeft echter betoogd dat de man wel degelijk over middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te voldoen, en heeft verzocht om een langere gijzeling. Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de grieven van de man onvoldoende zijn onderbouwd en dat de eerdere beslissing van de voorzieningenrechter moet worden bekrachtigd. Het hof heeft de proceskostencompensatie bevestigd en de overige vorderingen afgewezen.