Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.De beoordeling
‘U hebt recht op vergoeding van de kosten van geneeskundige zorg, zoals medisch specialisten deze plegen te bieden, met inbegrip van het daarbij behorende laboratoriumonderzoek, geneesmiddelen, verbandmiddelen, en hulpmiddelen.’Artikel 15 bevat wat de hoedanigheid van de behandelaar betreft geen bijkomende vereisten naast die van ‘
medisch specialist’. Ook onder het kopje ‘
Wie mag de zorg verlenen’is (slechts) opgenomen: ‘
Medisch specialist’.
Als dit tot het deskundigheidsgebied behoort van de betreffende zorgaanbieder mag de zorg ook worden verleend door (…)’.Univé heeft geen concrete feiten en omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat artikel 15 desondanks zo moet worden uitgelegd dat voor de kwalificatie ‘medisch specialist’ aan bijkomende inhoudelijke vereisten moet worden voldaan. Nu Univé voorts niet heeft betwist dat [Duitse arts] in Duitsland in ieder geval als algemeen internist is opgeleid en werkzaam is, is zonder nadere toelichting, die Univé niet heeft gegeven, voorshands niet in te zien waarom [Duitse arts] niet kan worden aangemerkt als medisch specialist zoals in de verzekeringsvoorwaarden bedoeld.
‘U hebt recht op vergoeding van de kosten van zorg zoals omschreven in deze verzekeringsvoorwaarden als u op de zorgvorm naar inhoud en omvang redelijkerwijs bent aangewezen en als de zorgvorm doelmatig en doeltreffend is. De inhoud en omvang van de zorgvorm wordt mede bepaald door wat de betreffende zorgaanbieders aan zorg ‘plegen te bieden’. Ook wordt de inhoud en omvang bepaald door de stand van de wetenschap en de praktijk. Deze wordt vastgesteld aan de hand van de Evidence Based Medicine (EBM-methode). Als de stand van de wetenschap en praktijk ontbreekt, wordt de inhoud en vorm van de zorg bepaald door wat binnen het betrokken vakgebied geldt als verantwoorde en adequate zorg.’
evidence based guidelines for the management of patients with Lyme’, hierna: ‘de ILADS-richtlijn’). Een langdurige behandeling met antibiotica zoals door [Duitse arts] voorgeschreven is volgens [geïntimeerde] met die richtlijn in overeenstemming. De richtlijn is ‘evidence based’ en is opgenomen op de internationale richtlijnenlijst van de Amerikaanse ‘
National Guideline Clearinghouse’, vallend onder de Amerikaanse
Department of Health and Human Services(anders dan de internationale pendant van de CBO-richtlijn, te weten de IDSA-richtlijn uit 2006). De ILADS-richtlijn wordt in meerdere ontwikkelde landen (naast de Verenigde Staten ook in Duitsland, België en Frankrijk) door artsen gebruikt. In nagenoeg alle staten in het noordoosten van de Verenigde Staten is de ILADS-richtlijn volgens [geïntimeerde] gemeengoed, en is daar zelfs in wetgeving vastgelegd. Voor de gangbaarheid van de in de richtlijn omschreven behandelmethode heeft [geïntimeerde] verder verwezen naar een door de gouverneur van de staat Virginia gelast onderzoek naar de behandeling van de ziekte van Lyme waaruit blijkt dat er geen wetenschappelijke basis is voor de conclusie dat 30 dagen of minder antibiotica voldoende is voor ieder geval van Lyme, en dat veel mensen bij een langdurige antibioticabehandeling waren gebaat.
’van het ‘
[X] ’ ( [de richtlijn] ), welke richtlijn eveneens een langdurige antibioticabehandeling zoals door [Duitse arts] voorgeschreven ondersteunt. [geïntimeerde] heeft ter ondersteuning van haar stelling ook gewezen op een uitspraak van het Hof Amsterdam van 28 februari 2012 (ECLI:NL:GHAMS:2012:BV7524) en een uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 22 juli 2015 (ECLI:NL:RBGEL:2015:4913). In beide uitspraken werd vastgesteld dat een langdurige antibioticabehandeling zoals hier aan de orde in overeenstemming was met de stand van de wetenschap en praktijk, aldus [geïntimeerde] .
Incidence and Patterns of Extended-Course Antibiotic Therapy in Patients Evaluated for Lyme Disease’(zie memorie van antwoord p. 23).
Beleidsplan Nederlands Lyme-expertisecentrum’van het RIVM van 20 juni 2017 (productie 29 voorafgaand aan de meervoudige comparitie) , waarin tot uitdrukking is gebracht (i) dat bij de ontwikkeling van de CBO-richtlijn veel discussie bestond en men niet tot overeenstemming is gekomen (ii) dat de diagnostiek en behandeling van de ziekte van Lyme in Nederland moet verbeteren (iii) dat de Nederlandse bloedtesten voor Lyme niet gevoelig genoeg zijn en nieuwe testen ontwikkeld moeten worden (iv) dat het uitgangspunt persoonsgerichte zorg moet zijn, waarbij evidence-based richtlijnen slechts richting geven aan de behandeling, terwijl daarvan op geleide van de behandelaar in samenspraak met de patiënt van kan worden afgeweken.
The Clinical Assessment, Treatment, and Prevention of Lyme Disease (…) Clinical Practice Guidelines van de Infectious Diseases Society of America’) . Ook heeft Univé gewezen op een nationale richtlijn, afkomstig van het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg (CBO): ‘
De Richtlijn Lymeziekte’, zoals herzien in 2014) , waarin volgens Univé is te lezen dat de door [geïntimeerde] aangehaalde ILADS-richtlijn een lagere graad van evidence hanteert dan de CBO-richtlijn. Een langdurige behandeling met antibiotica is met die CBO-richtlijn niet in overeenstemming, evenmin als met (i) het advies van CVZ van 22 augustus 2011 (memorie van grieven productie 5 en 6), (ii) het advies van de Gezondheidsraad ‘Lyme onder de Loep’ van 26 juni 2013, (iii) het advies van het Zorginstituut Nederland (voorheen: College van Zorgverzekeraars) van 26 oktober 2015 (‘Post-treatment Lyme Disease Syndrome’, productie 7 bij memorie van grieven) en (iv) de resultaten van de PLEASE studie van31 maart 2016 (productie 8 bij memorie van grieven). Univé heeft ter motivering van haar betwisting voorts gewezen op een aantal uitspraken van de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ) (producties 5, 6, 9 en 10 bij memorie van grieven), waarin deze geschillencommissie een langdurige behandeling met antibiotica niet in overeenstemming met de stand van de wetenschap en praktijk heeft geacht.
‘In het geval van twijfel over de diagnose, uitsluiten van andere aandoeningen en goede voorlichting van de patiënt, kan er in individuele gevallen besloten worden tot aanvullende antibiotische behandeling. Dit is bij uitstek een zaak ter beoordeling van de behandelend arts, en een richtlijn kan niet voorzien in alle individuele gevallen’,(zie het advies van het Zorginstituut van 26 oktober 2015, p. 29-30, par. 7.2.1, onder ‘reactie NIV’). Dit standpunt van een in dezen relevante beroepsgroep draagt bij aan het oordeel dat het met de stand van de wetenschap en praktijk in ieder geval in overeenstemming is om een behandelend arts de ruimte te laten om op basis van zijn bevindingen in een individueel geval al dan niet van een richtlijn af te wijken.