4.12 Hierover oordeelt het hof als volgt.
Uit het hiervoor geciteerde arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 12 juli 2001 in de zaak C-151/99 (Smits en Peerbooms) en uit de hiervoor eveneens geciteerde toelichting op artikel 2.4 van het Besluit zorgverzekering vloeit voort dat het bij de stand van de wetenschap gaat om het internationale niveau. [appellant] heeft er gedocumenteerd op gewezen dat de op hem toegepaste behandeling positief is besproken in de hiervoor vermelde CBO-richtlijn, de KNMP-website, de ILADS-richtlijn en de richtlijn van de ’Deutsche Borreliose Gesellschaft’.
Aan de betekenis van de thans nog geldende CBO-richtlijn (er is een nieuwe richtlijn in de maak) doet niet af dat prof. B.-J. Kullberg, hoogleraar infectieziekten, in een krantenartikel (Trouw van 19 april 2011, productie 5 bij memorie van grieven) heeft verklaard:
"Maar voor chronische Lyme ligt dat anders. Destijds vond de commissie (van de CBO- richtlijn in 2004, hof) de onzekerheid over de behandeling zo groot dat ze besloot er maar helemaal niets over te schrijven. Daar is terecht kritiek op gekomen. Als je niet zeker bent over de juiste behandeling is het beter om dat gewoon maar op te schrijven."
Al geeft de CBO-richtlijn van 2004 geen toelichting op de behandeling van chronische Lyme, zij voorziet daarin wel met het beleid bij neurologische presentatie van (verdenking op) Lyme-borreliose: bij chronische neuroborreliose bij volwassenen is de eerste keus: Ceftriaxon 1dd 2g iv 30 dg.
Voorts heeft [appellant] voldoende onderbouwd en de Amersfoortse niet gemotiveerd betwist, zodat vaststaat dat deze behandeling niet alleen door [behandelaar] in Nederland (al zou hij de enige zijn) maar ook in Duitsland, België, Frankrijk en in de Verenigde Staten op gevallen als het zijne wordt toegepast. Daartegenover heeft de Amersfoortse zich ertoe beperkt om de door [appellant] overgelegde documenten in twijfel te trekken, echter zonder zelf medische (onderzoeks-)gegevens in het geding te brengen. Op die grond heeft de Amersfoortse in deze specifieke procedure onvoldoende gemotiveerd betwist dat de behandeling door de internationale medische wetenschap voldoende is beproefd en deugdelijk is bevonden en ook in meerdere ontwikkelde landen wordt toegepast.
Anders dan de Amersfoortse meent, bepaalt artikel 65 van de Zorgverzekeringswet niet meer dan dat het CVZ aan zorgverzekeraars, aan zorgaanbieders en aan burgers voorlichting geeft over de aard, inhoud en omvang van de prestaties, bedoeld in artikel 11 van die wet. Wel bevordert het CVZ onder artikel 64 de eenduidige uitleg van de aard, inhoud en omvang van de prestaties, bedoeld in artikel 11 en kan het CVZ met het oog hierop de zorgverzekeraars richtlijnen geven. Gelet op de tekst ("bevordert") en de strekking van artikel 64 kan echter niet, zoals de Amersfoortse aanvoert, worden aangenomen dat het CVZ in civielrechtelijke geschillen tussen een verzekerde en een zorgverzekeraar beslissend (en buiten de betrokkene om) zou kunnen bepalen of een vorm van zorg al dan niet voor vergoeding in aanmerking komt. Evenmin kan het CVZ voorschrijven wat de stand van de wetenschap is. Dit neemt niet weg dat aan studies en adviezen van het CVZ wel een zwaarwegende betekenis kan toekomen. In dit geval is echter gesteld noch gebleken dat het CVZ over deze behandelwijze een studie heeft verricht of een (openbaar) advies heeft uitgebracht. Ook het ontbreken van een diagnosebehandelcombinatie (DBC) kan, mede in het licht van voormelde gegevens, niet redengevend zijn om de vordering af te wijzen.
Uit al het voren overwogene blijkt afdoende dat de door [behandelaar] aan [appellant] wegens zijn chronische Lyme-ziekte gegeven behandelingen in overeenstemming zijn met de stand van de wetenschap en de praktijk in meerdere ontwikkelde landen. Daarom is de Amersfoortse onder de verzekering gehouden tot vergoeding ervan.