Uitspraak
[appellant],
1.B2S HOLDING B.V.,
B2S,
2. Delta Lloyd Schadeverzekeringen N.V.,
3. Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
4. Amlin Corporatie Insurance N.V.,
5. Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
6. Reaal Schadeverzekeringen N.V.,
B2S c.s.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
€ 250,00. Om de omvang van de schade vast te stellen is namens B2S het expertisebureau Crawford & Company (Nederland) B.V. (hierna: Crawford) ingeschakeld. Crawford heeft daarvoor € 5.122,66 in rekening gebracht.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
€ 171.751,23, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 21 september 2011, althans de dag der dagvaarding, en een bedrag van € 2.975,- zijnde de buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding.
grieven I en II in het principaal appelkomen op tegen het oordeel van de rechtbank in het vonnis van 24 december 2014 dat PWA toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar garantieverbintenis. Met
grief IV in het principaal appelbestrijdt [appellant] het oordeel van de rechtbank dat hij als bestuurder aansprakelijk is voor de door B2S geleden schade.
Grief V in het principaal appelbetreft de omvang van de schade, terwijl de
grieven III en VI in het principaal appelhet door de rechtbank verworpen beroep op matiging van de schadevergoeding aan de orde stellen. De
grieven VII en VIII in het principaal appelbouwen op deze grieven voort en zien op de in het vonnis van 8 juli 2015 uitgesproken veroordelingen van [appellant] .
grieven I en IIgehouden betoog dat de strekking heeft dat PWA niet is tekortgeschoten jegens B2S, omdat PWA ondanks de brief van 18 augustus 2011 van de brandweer namens de gemeente Zoetermeer (formeel) nog wel over een gebruiksvergunning beschikte, er aan voorbij ziet dat die vergunning niet meer gold voor maximaal 6500 bezoekers. De genoemde brief laat geen andere conclusie toe dan dat er in de SilverDome niet meer dan 1500 bezoekers mochten worden toegelaten zolang er niet een door de brandweer aangepast en goedgekeurd brandveiligheidsplan was. Tussen partijen is niet in geschil dat de in rov. 2.5 geciteerde bepaling in het contract tussen B2S en PWA als een garantie moet worden opgevat, aldus dat PWA ervoor behoorde in te staan dat op 24 september 2011- de dag waarop “Project Hardcore” zou moeten plaatsvinden - maximaal 6500 bezoekers konden worden toegelaten. Tegen de overweging van die strekking in rov. 4.3 van het vonnis van 24 december 2014 heeft [appellant] ook geen grief gericht. Nu op die dag niet meer dan 1500 bezoekers in de SilverDome konden worden toegelaten is - gezien de inhoud en strekking van de door PWA gegeven garantie - reeds om deze redenen sprake van een tekortkoming van PWA in de nakoming van haar garantieverbintenis, die haar verplicht de daardoor door B2S geleden schade te vergoeden.
grief IV in het principaal appelop zich terecht tot uitgangspunt wordt genomen is in beginsel alleen PWA jegens B2S aansprakelijk voor de door haar (PWA) toerekenbare tekortkoming door B2S geleden schade. Voor aansprakelijkheid van [appellant] naast PWA kan onder bijzondere omstandigheden sprake zijn indien hem van deze tekortkoming persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Voor de beantwoording van de vraag of daarvan sprake zoekt het hof aansluiting bij de normen die de Hoge Raad onder meer zijn arresten van 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006: AZ0758, NJ 2006, 659, Ontvanger/Roelofsen en 5 september 2014 ECLI:NL:HR:2014:2627, NJ 2015, 22, RCI Financial Services/K. heeft geformuleerd: er kan grond zijn voor aansprakelijkheid van een bestuurder van een vennootschap indien deze heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar (wettelijke of) contractuele verplichtingen niet nakomt en indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Er kunnen zich echter ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen
rief IV in het principaal appelfaalt.
V en VIIin het principaal appel stuiten op dit oordeel af. In het verlengde daarvan slaagt
de grief in het incidenteel hoger beroep.
grieven III en VI) stelt het hof voorop dat het op de weg van [appellant] ligt om feiten en omstandigheden te stellen die meebrengen dat het toewijzen van volledige schadevergoeding tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Naar het oordeel van het hof [appellant] niet aan die stelplicht voldaan. De in de toelichting op grief III gestelde
omstandigheden dat B2S heeft verzuimd PWA aansprakelijk te stellen (daargelaten of dat juist is, tegen r.o. 4.5 van het vonnis van de rechtbank van 24 december 2014 is geen grief gericht) en pas vlak voor het faillissement van PWA [appellant] heeft aangesproken waardoor die op zijn beurt PWA niet meer kan aanspreken en dat hij als onbezoldigd bestuurder werkzaam is geweest voor PWA zijn, zonder nadere toelichting die ontbreekt, zowel afzonderlijk als tezamen, niet toereikend voor een geslaagd beroep op matiging.
Het vorenstaande leidt ertoe dat ook grief VIII in het principaal appel faalt.
5.De slotsom
6.De beslissing
in zoverreopnieuw recht:
€ 5.264,- voor salaris advocaat, en in het incidenteel hoger beroep op € 1316,- voor salaris advocaat;