Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
hierna: ‘ [appellante] ’,
hierna: ‘ [geïntimeerde] ’,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
(i) veroordeling van [appellante] tot betaling van € 1.500.000, vermeerderd met de
voorwaardelijk(in geval grief 4 in het principaal hoger beroep geheel of gedeeltelijk slaagt):
3.De vaststaande feiten
17. Term and Termination
12. DURATION AND TERMINATION
12. DURATION AND TERMINATION
12 DURATION AND TERMINATION
13. EFFECTS OF TERMINATION
- de voorzieningenrechter heeft in rov. 4.4 onvoldoende belang toegekend aan de omstandigheid dat [appellante] als nieuwe contractspartner is gekomen en heeft teveel belang gehecht aan de voorgeschiedenis;
- aan het sluiten van de distributieovereenkomst van 1 mei 2015 is een uitgebreid onderhandelingstraject voorafgegaan, zodat minder waarde moet worden gehecht aan de wijze waarop aan de eerdere overeenkomsten uitvoering is gegeven;
- de voorzieningenrechter heeft de navolgende feiten en omstandigheden niet, althans onvoldoende meegewogen:
non-competeperiode.
initial termvan een jaar vanaf de
Commencement Date, de overeenkomst twee keer met een jaar kan worden verlengd door schriftelijke kennisgeving drie maanden voorafgaand aan het verstrijken van de 1-jaarstermijn. In de daaropvolgende zin is bepaald dat de overeenkomst zonder meer eindigt drie jaar na de
Commencement Date. [appellante] leidt uit deze bepaling af dat wanneer geen schriftelijke kennisgeving is gedaan, de overeenkomst van rechtswege eindigt na een jaar. Dat wordt door [geïntimeerde] op meerdere gronden bestreden.
Duration and termination) stelt het hof voorop dat sprake is van een commerciële overeenkomst, gesloten tussen professioneel opererende partijen die over de inhoud van de overeenkomst hebben onderhandeld. De overeenkomst wordt beheerst door Nederlands recht, maar is opgesteld in de Engelse taal en strekt er kennelijk toe de wederzijdse rechten en verplichtingen nauwkeurig vast te leggen. Anders dan [appellante] betoogt, brengt dit echter niet mee dat de voorzieningenrechter had moeten kiezen voor een (zuiver) taalkundige uitleg. Ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, kunnen de overige omstandigheden van het geval meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden toegekend. Beslissend blijft immers de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Dat de overeenkomst een "entire agreement clause" bevat, kan daarbij relevant zijn. De clausule staat er evenwel niet zonder meer aan in de weg dat voor de uitleg van de in de overeenkomst vervatte bepalingen betekenis wordt toegekend aan verklaringen die zijn afgelegd dan wel gedragingen die zijn verricht, in het stadium voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2013:BY8101 (Lundiform/Mexx en recent ECLI:NL:HR:2016:2821 Flexabram/Iprem).
initial termvan drie jaar was opgenomen tot 30 juni 2012 met de mogelijkheid om deze termijn twee maal met een jaar te verlengen. Ook blijkt uit die brief juist niet van een actieve verlengingshandeling aan de zijde van [geïntimeerde] . De stelling van [appellante] dat het [geïntimeerde] na de overname door [appellante] duidelijk was dat “alles anders zou worden”, er “geen vanzelfsprekendheden meer” waren en “1 jaar is 1 jaar” zou gelden, vindt voorts geen steun in de verklaring van Toennes van 18 april 2016. Toennes verklaart niet dat aan [geïntimeerde] is medegedeeld dat voor continuering van het contract telkens een schriftelijke kennisgeving van [geïntimeerde] is vereist. Hij verklaart (slechts) over het hierna te bespreken voorstel van [geïntimeerde] om een contract voor drie jaar, zonder jaarlijkse verlengingen af te sluiten, wat door [appellante] is afgewezen. Ook uit zijn latere verklaring van 15 maart 2017 blijkt dat niet. Deze verklaring beschouwt het hof overigens als een opinie en niet als een feitelijk verslag van hetgeen door hem destijds is waargenomen. Daartoe ontbreken de nodige concrete gegevens. Ook het e-mailbericht van [Persoon B] ( [appellante] ) van 15 mei 2015 en zijn latere – eveneens opiniërende verklaring van 15 maart 2017 – heeft daarop betrekking. [Persoon B] bericht [geïntimeerde] dat het voordeel van de regeling met jaarlijkse verlengingen is dat partijen daarmee op flexibele wijze de volume afspraken kunnen bepalen. Dat bij gebreke van een schriftelijke kennisgeving aan de zijde van [geïntimeerde] de overeenkomst van rechtswege eindigt, blijkt hieruit niet.
Effects of termination. In de concepttekst heeft [geïntimeerde] ingevoegd dat zij een vergoeding zal krijgen van achtereenvolgens: 24 maanden in geval het contract binnen een jaar na totstandkoming zal worden beëindigd, 18 maanden in geval het contract binnen twee jaar na totstandkoming zal worden beëindigd en 12 maanden in geval het contract binnen of na drie jaar na totstandkoming zal worden beëindigd. [appellante] reageert hierop in mei 2015. Zij schrapt het voorstel van [geïntimeerde] en wijzigt de clausule aldus dat [geïntimeerde] bij beëindiging van het contract, waardoor ook veroorzaakt, een vergoeding zal ontvangen van een bedrag gelijk aan
the number of months remaining in the then current term of the Agreement.In reactie hierop stelt [geïntimeerde] twee dagen later op 15 mei 2015 voor om in artikel 12 (
Duration and termination) op te nemen dat het contract drie jaar zal duren en in artikel 13 (
Effects of termination) een minimale beëindigingsvergoeding van 12 maanden (tenminste verschuldigd, ook na beëindiging van het contract na drie jaar). Uit de nadien tot stand gekomen overeenkomst (met datum 1 mei 2015) blijkt dat dit laatste voorstel niet is overgenomen. Een uur na ontvangst van het laatste voorstel van [geïntimeerde] schrijft [appellante] ( [Persoon B] ) op 15 mei 2015 immers terug:
renewalzouden komen van het contract en in plaats daarvan de overeenkomst wilden beëindigen aan [geïntimeerde] een beëindigingsvergoeding moest worden voldaan. Daarnaast is het hof van oordeel dat een redelijke uitleg van artikel 13.3 meebrengt dat met
the then current term of the Agreementis bedoeld een termijn van drie jaar. Dat ligt besloten in de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling, waaronder het bericht van [Persoon B] dat
the term of the agreement (…) in effectdrie jaar bedraagt en in zijn bevestiging:
we both want a 3 year contract. I’m just not sure how it needs to be written, maar ook in de in artikel 12.1 gebruikte terminologie. Dit artikel bepaalt immers dat de overeenkomst wordt aangevangen met een
initial termvan een jaar,
can be reneweden
shall expirena drie jaar. Uit die bewoordingen blijkt niet dat de overeenkomst telkens na een jaar automatisch eindigt, maar van de mogelijkheid om het bestaande contract elk jaar te herzien. Bij die uitleg neemt het hof mede in aanmerking dat in de artikelen 12.2 en 12.3 wel over de mogelijkheden tot beëindiging van het contract wordt gesproken, waarbij anders dan in artikel 12.1 het werkwoord
to terminatewordt gebruikt. Het voorgaande voert tot de slotsom dat [geïntimeerde] in haar brief van 18 februari 2016 op juiste gronden heeft voorgesteld om de overeenkomst per 1 mei 2016 tegen betaling van de overeengekomen beëindigingsvergoeding te beëindigen en dat [appellante] daarop ten onrechte in haar (ongedateerde) brief heeft gereageerd met de stelling dat doordat [geïntimeerde] geen schriftelijke kennisgeving had verzonden de overeenkomst per 1 mei 2016 van rechtswege en zonder enig recht op een vergoeding, was geëxpireerd. Nu van een beëindiging van rechtswege niet is gebleken en evenmin van een wederzijdse instemming met de beëindiging van het contract, ligt de vordering tot nakoming van [geïntimeerde] , zoals ook de voorzieningenrechter heeft overwogen, voor toewijzing gereed. De grieven 2 en 3 falen. Het vonnis zal hierna worden bekrachtigd met dien verstande dat beëindiging voor 1 mei 2018 wel mogelijk is onder aanbieding van een beëindigingsvergoeding in de zin van artikel 13.3 van de overeenkomst. Het hof zal hierna dienovereenkomstig beslissen.
5.De slotsom
€ 9.160,00(2 punten x appeltarief VIII € 4.580)
6.De beslissing
principaal hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 5.213,00 voor verschotten en op € 9.160,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
incidenteel hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellante] vastgesteld op nihil voor verschotten en op € 4.580,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.