ECLI:NL:GHARL:2017:6469

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
26 juli 2017
Zaaknummer
200.187.323/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindarrest na getuigenverhoren over onrechtmatig handelen en bewijslevering in civiele zaak

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, heeft Volkswagen Bank GmbH, handelende onder de naam Autocash, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. Het hof heeft op 25 juli 2017 arrest gewezen na getuigenverhoren die op 7 maart 2016 plaatsvonden. De zaak draait om de vraag of Volkswagen Bank in staat is geweest bewijs te leveren van onrechtmatig handelen door de bestuurder van HSC Beheer B.V. en of de aangekochte auto's daadwerkelijk aan de vennootschap zijn geleverd. Het hof heeft vastgesteld dat Volkswagen Bank niet in haar bewijsopdracht is geslaagd. De verklaringen van de getuigen waren tegenstrijdig en onvoldoende om te concluderen dat de auto's op naam van HSC zijn aangekocht met de intentie om deze door te verkopen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en Volkswagen Bank veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de geïntimeerde zijn vastgesteld op nihil. Het arrest benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken en de rol van getuigenverklaringen in het bewijsproces.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.187.323/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 4050019 \ CV EXPL 15-3841)
arrest van 25 juli 2017
in de zaak van
de vennootschap naar Duits recht
Volkswagen Bank GmbH,handelende onder de naam Autocash,
gevestigd te Braunschweig (BRD), tevens gevestigd te Amersfoort,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
Volkswagen Bank,
advocaat: mr. E.H.J. Slager, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde sub 2 in conventie en eiser sub 2 in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
verstek.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 1 november 2016 hier over, met de aantekening dat is rechtsoverweging 3.1.2 de juiste datum moet luiden: 16 augustus 2017.
1.2.
Op 7 maart 2016 hebben ter uitvoering van voornoemd tussenarrest getuigenverhoren plaatsgevonden. Volkswagen Bank heeft twee getuigen doen horen.
1.3.
Volkswagen Bank heeft een memorie na enquête genomen en de (aanvullende) stukken overgelegd voor het wijzen van arrest. Het hof heeft opnieuw arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenarrest van 1 november 2016 heeft het hof Volkswagen Bank toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat [geïntimeerde] beide auto's op naam van HSC heeft aangekocht met als doel dat [X] deze auto's aan derden zou verkopen teneinde met de daardoor te realiseren winst zijn schuld aan [geïntimeerde] in privé te voldoen en dat hij daar vervolgens naar heeft gehandeld.
2.2.
Volkswagen Bank heeft ter voldoening aan haar in rov. 2.1. weergegeven bewijsopdracht [getuige 1] en [getuige 2] als getuige doen horen.
[getuige 1] heeft verklaard, voor zover van belang:
"Mijn vrouw kreeg toen Automative Sales B.V. op naam. (…) We zouden gaan handelen in auto’s en werken met leasecontracten. We hebben maar heel even dit bedrijf gehad. [X] had de hele administratie onder zich.
(…)
Toen ik bij [geïntimeerde] op het bedrijf was zei hij tegen mij: ik heb auto’s van [X] gekocht op basis van financial lease en ik heb ze nooit geleverd gekregen. Hij vroeg of ik wist waar die auto’s waren, want hij zei ik moet er wel voor betalen maar ik heb niks geleverd gekregen.
(…)
Ik ben toen voor [geïntimeerde] rond gaan bellen. Niet met [X] want ik had zijn nummer niet, maar wel met onder andere zijn broer en met [Z] , maar niemand wist er meer van. Ik heb [geïntimeerde] laten weten dat ik niets te weten kon komen over die auto’s. [geïntimeerde] heeft mij niets verteld over de koop van de auto’s of over een schuld of wat hij er mee van plan was.
Ik hoorde voor het eerst weer over die auto’s toen ik werd gebeld door het deurwaarderskantoor. U vraagt mij hoe het kan dat die auto’s, de Audi en de Mercedes, op naam zijn gezet van [geïntimeerde] . U laat mij de contracten zien die zich in het dossier bevinden. Ik ken die contracten niet. Ik ken de auto’s niet, maar de handtekening die op de contracten staat lijkt op die van mij. Ik denk dat [X] die heeft nagemaakt. Het stempel dat door de handtekeningen staat had [X] ook. Die bevond zich bij de administratie. Een auto op naam zetten van iemand is niet zo moeilijk. Wij hadden een RDW-pas die [X] ook had meegenomen en dan heb je verder alleen nog maar de legitimatie van de koper nodig.
(…)
Ik heb deze contracten uit het dossier niet getekend.
(…)
Ik heb veel contact gehad met [getuige 2] over verdwenen auto’s. Bijna dagelijks over een Volvo S80. U houdt mij de verklaring voor van [getuige 2] zoals vermeld aan het begin van zijn rapport onder het kopje verrichte werkzaamheden. Volgens mij haalde [getuige 2] hier wat zaken door elkaar, of ik ben in de war. Ik kan mij niet herinneren dat ik met [getuige 2] heb gesproken over de auto’s van [geïntimeerde] ."
[getuige 2] heeft verklaard, voor zover van belang:
"Ik ken de heer [getuige 1] en zijn vrouw van contacten met betrekking tot een Volvo V60. [X] zou een auto leveren en dat was niet gebeurd. Een tijd later nam [getuige 1] weer contact met mij op en zei toen tegen mij: [geïntimeerde] heeft een zelfde verhaal. Hij heeft twee auto’s gekocht voor HSC beheer en heeft die auto’s nooit gekregen. Ik heb toen contact opgenomen met [geïntimeerde] en in dat telefoongesprek vertelde [geïntimeerde] mij: ik moest nog € 40.000 van [X] krijgen. [X] zei toen tegen mij als jij twee auto’s op jouw naam laat zetten, die verkoop ik dan door met winst en dan krijg jij je geld weer terug. [geïntimeerde] vertelde mij toen dat [X] alles heeft geregeld. Dat hij, [geïntimeerde] de contracten heeft getekend en dat hij nooit de auto’s of zijn geld heeft gezien.
U houdt mij het eerste stukje voor wat in mijn rapport staat onder het kopje verrichte werkzaamheden. In dat stukje staat dat [getuige 1] mij heeft verteld over wat [geïntimeerde] aan hem zou hebben verteld. Dat is niet helemaal een juiste weergave. Het is waarschijnlijk zo gegaan zoals ik hiervoor heb verteld. Ik heb contact opgenomen met de politie in [plaats] en vervolgens aangifte gedaan.
[geïntimeerde] heeft nooit zelf contact met mij opgenomen met betrekking tot de vermissing van de Audi en de Mercedes."
2.3.
Het hof is van oordeel dat Volkswagen Bank niet in het aan haar opgedragen bewijs is geslaagd. Weliswaar verklaart getuige [getuige 2] - kort weergegeven - dat [geïntimeerde] tegen hem heeft gezegd dat hij op verzoek van [X] de auto's op naam van HSC heeft laten stellen, waarna [X] die kort daarna zou verkopen en de winst aan [geïntimeerde] zou doen toekomen, maar gelet op de tegenstrijdigheid met zijn eerdere verklaring in het rapport van 17 februari 2015 waarin hij heeft aangegeven dat hij dit van [getuige 1] had vernomen, die op zijn beurt verklaart zich dit niet te kunnen herinneren, acht het hof dit onvoldoende om hieraan bewijs te kunnen ontlenen. Hiermee faalt grief 1.
2.4.
Bij memorie na enquête heeft Volkswagen Bank het hof verzocht om terug te komen op rov. 5.12 van het tussenarrest, voor zover het hof daarin heeft geoordeeld dat de in de getekende contracten opgenomen passage dat de auto's in goede staat zijn ontvangen enkel ertoe strekt om dit ten behoeve van Automative Sales te bewijzen. Volkswagen Bank heeft gesteld, onder verwijzing naar een arrest van het Gerechtshof 's-Gravenhage, voor zover kenbaar uit de conclusie van de procureur generaal (ECLI:NL:PHR:2005:AT4075), dat ook de financieringsmaatschappij voor wat betreft de levering van de auto zich kan beroepen op de ondertekende overeenkomst en dat dit ook jegens haar dwingend bewijs van levering oplevert.
2.5.
Het hof overweegt als volgt. Ook indien als bewezen moet worden beschouwd
dat de auto's aan HSC zijn geleverd, leidt dit niet tot een andere uitkomst, nu dat feit geen onderdeel vormt van de feitelijke grondslag van de vordering voor zover het [geïntimeerde] betreft. In tegendeel, in de appeldagvaarding is als feitelijke grondslag aangevoerd: "
heeft allereerst actief meegewerkt aan een constructie waarbij de onderhavige
auto's niet aan de besloten vennootschap H.S.C. Beheer B.V. (hierna: HSC) ter beschikking
werden gesteld maar aan de heer [X] (hierna: [X] )". Volkswagen Bank is in de gelegenheid gesteld conform deze stelling te bewijzen dat sprake is geweest van uitvoering van een vooropgezet plan van [X] en [geïntimeerde] . Het hof heeft hiervoor overwogen dat dit niet is komen vast te staan. Nu het belang bij het verzochte aldus ontbreekt ziet het hof geen aanleiding om op de bindende eindbeslissing terug te komen.
Slotsom
2.6.
Nu Volkswagen Bank niet in haar bewijsopdracht is geslaagd, faalt grief 1. De overige grieven delen dit lot, nu zij voorbouwen op de aan grief 1 ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden en deze niet zijn komen vast te staan. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Volkswagen Bank zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, die aan de zijde van [geïntimeerde] begroot worden op nihil.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van
8 december 2015;
veroordeelt Volkswagen Bank in de proceskosten in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op nihil;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. L. Janse, mr. M.W. Zandbergen en mr. I. Tubben en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier op dinsdag
25 juli 2017.