Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Klaassen Bouwmaatschappij Arnhem B.V.),
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
359.317,84
ongefactureerdmeerwerk betrof, en dus ook niet tegen welke vorderingen zij zich zou moeten verweren. Ook het in de dagvaarding vermelde bedrag gaf daarvoor geen enkele indicatie. Dat bedrag biedt daarom ook geen aanknopingspunt voor de conclusie dat de verjaringstermijn ten aanzien van de vorderingen deels of tot een bepaald totaalbedrag, bij dagvaarding is gestuit. Voor een dergelijke welwillendheid ziet het hof ook geen reden. Het gaat hier om een zeer omvangrijk project waarbij partijen discussie hadden over een groot aantal meerwerkposten; wanneer Klaassen dan ten aanzien van enkele posten waarvoor nog steeds niet was gefactureerd en waarover partijen - naar hierna zal blijken - ook al geruime tijd niet meer hadden gecorrespondeerd, te elfder ure haar recht om deze vorderingen in hoger beroep alsnog in te stellen wenst veilig te stellen, kon van haar op zijn minst worden gevergd dat zij voldoende duidelijk maakte voor welke posten zij zich haar rechten voorbehield.