Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant 1],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep in een civiele procedure met betrekking tot aansprakelijkheid voor brandschade. De appellant, handelend onder de naam [appellant 1], was betrokken bij een brand die was ontstaan tijdens werkzaamheden aan een dak. De brandverzekeraar ASR Schadeverzekering N.V. had de appellant aansprakelijk gesteld voor de schade die was ontstaan door het niet naleven van veiligheidsnormen bij het branden van bitumen. Het hof nam het tussenarrest van 16 augustus 2016 over en beoordeelde de grieven van de appellant. Het hof concludeerde dat de brand was veroorzaakt door het schenden van de norm om geen bitumen te branden binnen 750 mm van de kim. De getuigenverklaringen van de appellant en zijn neef werden in overweging genomen, waarbij werd vastgesteld dat de derde, die ook op het dak werkte, niet door de appellant was meegebracht, maar door de opdrachtgever Zwart. Dit leidde tot de vraag of de derde als hulppersoon van de appellant kon worden aangemerkt. Het hof oordeelde dat de schade moest worden verdeeld in evenredigheid met de mate van aansprakelijkheid van de betrokken partijen, wat resulteerde in een 50-50 verdeling van de schade. Uiteindelijk werd de vordering van ASR gedeeltelijk toegewezen, waarbij de appellant werd veroordeeld tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding, vermeerderd met rente en kosten.