Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juni 2017 uitspraak gedaan op het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Hof van 26 januari 2016, waarin het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk was verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. De zaak betreft een belastingkwestie waarbij belanghebbende, na een uitspraak van de rechtbank Gelderland op 28 juli 2015, in beroep ging tegen de beslissing van de Inspecteur van de Belastingdienst. De Inspecteur had eerder op 29 oktober 2014, 12 maart 2015 en 17 april 2015 uitspraak op bezwaar gedaan, maar belanghebbende was het niet eens met de uitkomst en had verzocht om toekenning van dwangsommen en vermindering van de aanslag IB/PVV 2012.
Het Hof heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 8 september 2015 eindigde. Belanghebbende stelde dat hij met een brief van 9 september 2015 geen hoger beroep had willen instellen, maar een aanvraag had gedaan op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Hof oordeelde echter dat de brief als hogerberoepschrift moest worden aangemerkt, omdat belanghebbende in de brief zijn onvrede over de uitspraak van de rechtbank had geuit. Het Hof concludeerde dat de hogerberoepstermijn was overschreden en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het verzet van belanghebbende werd ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van hoger beroep en de gevolgen van het niet naleven van de termijnen. Het Hof heeft geen aanleiding gezien om proceskosten te vergoeden. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.