Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
“
te vernietigen, het vonnis op 20 mei 2015 met rolnummer 2709210 MC 14-471 door de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland gewezen tussen appellant als eiser en geïntimeerde als gedaagde, en, opnieuw rechtdoende, te beslissen overeenkomstig de eis in de dagvaarding van 7 januari 2014, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties.”
2.De vaststaande feiten
(…) Afgesproken is om de aandelen van MMS, 3TL en TTL in de verhouding 1/3, 1/3, 1/3 te verdelen (…)(...) Het dispuut tussen 3TL en [naam] zal naar alle verwachting een juridisch gevecht worden. Dat zal tijd en juridische en administratieve kosten met zich mee brengen. De calculatie is nu als volgt:voor alle aandeelhouders in totaal € 45.000,-advocaatkosten € 25.000, -admin ondersteuning €15.000,-
“Nu [geïntimeerde] zijn ok. nog.
“Hierbij de bevestiging van mij dat ik akkoord ga met de eerder afgesproken deelname en vergoeding voor Boekel de Nerée zie ook de email van 10 april jl.”
€ 103.760,41 toegewezen.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven in het principaal hoger beroep en de vordering
grieven I, II en IIIzich lenen voor gezamenlijke bespreking nu deze alle drie zien op de vraag wat partijen in het voorjaar van 2008 zijn overeengekomen met betrekking tot juridische en administratieve kosten die naar verwachting zouden ontstaan door het geschil met [naam] . Niet in geschil is dat de afspraken daarover zijn vastgelegd in het niet ondertekende document Visie en Strategie. Partijen verschillen van mening over de inhoud van die afspraken weergegeven, meer in het bijzonder over de vraag wat onder “het dispuut” moet worden verstaan. [appellant] stelt zich op het standpunt dat met “het dispuut” is bedoeld het kort geding en de gelegde beslagen. [geïntimeerde] betoogd daarentegen dat “het dispuut” ziet op het verhalen van de geldvordering op [naam] en daarmee op alle daarmee gemoeide procedures. Ter beoordeling ligt derhalve voor of ook de bodemprocedure, die een jaar na het kort geding door [naam] aanhangig is gemaakt, onder “het dispuut” moet worden geschaard.
heeft in reactie op het beslag bij dagvaarding van 23 april 2008 een kort geding aanhangig gemaakt waarin naast de opheffing van de beslagen en ontruiming van het pand, ook betaling van facturen voor vanaf 1 mei 2007 geleverde diensten en producten tot een bedrag van € 113.397,55 is gevorderd. Uit dat vonnis volgt tevens dat 3TL haar tegenvordering met betrekking tot geleverde producten en diensten van juni 2007 tot en met maart 2008 heeft begroot op € 285.515,- en in reconventie terzake een voorschot heeft gevorderd. De bodemprocedure is bij dagvaarding van 29 mei 2009 door [naam] jegens 3TL en [Holding B.V. appellant] aanhangig gemaakt en heeft geresulteerd in een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2011. Uit rechtsoverweging 4.1. van voormeld vonnis heeft de rechtbank met betrekking tot de verhouding tussen [naam] (in het vonnis TP c.s. genoemd) en 3TL (in het vonnis TL genoemd) overwogen dat 3TL i.o. en [naam] vooruitlopend op de geplande oprichting van een gezamenlijke vennootschap over en weer diensten hebben verleend en producten hebben geleverd, alsmede dat partijen nimmer aan elkaar hebben betaald voor die diensten en producten. De rechtbank heeft de geldvorderingen in conventie en reconventie (deels) toewijsbaar geacht. Uit het voorgaande vloeit voort dat al deze procedures (voor een groot deel) betrekking hadden op vorderingen die hun oorsprong vinden in geleverde maar niet betaalde producten en diensten in de periode mei 2007 tot en met maart 2008.
Het dispuut tussen 3TL en [naam] zal naar alle verwachting een juridisch gevecht worden” in redelijkheid moet worden begrepen als het geheel aan procedures dat is gemoeid met de geldvorderingen die hun oorsprong vinden in de afgebroken samenwerking tussen [naam] en 3TL en dat daaronder ook de bodemprocedure moet worden verstaan. Uit het voorgaande volgt immers dat i) partijen in april 2008 ervan uitgingen dat er een juridische strijd met [naam] onder meer over niet betaalde producten en diensten zou ontstaan, ii) dat zij voornemens waren een geldvordering op [naam] te gelde te maken, iii) dat zij door het beslag en het vervolgens instellen van een reconventionele vorderingen in kort geding en in de bodemprocedure daartoe daadwerkelijk stappen hebben ondernomen en iv) dat al deze procedures betrekking hadden op hetzelfde onderwerp.
De omstandigheid dat het [naam] is geweest die de bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt en niet 3TL zelf, leidt - anders dan [appellant] meent - evenmin tot een ander oordeel. Dit doet immers niet af aan het oordeel dat deze procedure onderdeel is geweest van het “juridische gevecht”, waarbij bovendien geldt dat 3TL ook een reconventionele vordering heeft ingesteld. Overigens kan ook worden gewezen op de brief van 25 maart 2008 van [naam] (rov. 3.6) waaruit blijkt dat tijdens het opstellen van het document al duidelijk was dat niet alleen 3TL haar vordering wilde verhalen op [naam] , maar dat ook [naam] aanspraak maakte op betaling van facturen door 3TL. Ook in het geval dat 3TL niet voornemens was om [naam] te dagvaarden bestond derhalve aanleiding te verwachten dat [naam] een procedure jegens 3TL aanhangig zou maken.
De musketiers spreken af dat bij verlies de advocaatkosten en de kosten adm. ondersteuning gezamenlijk voor rekening te nemen.Hij heeft aangevoerd dat het kort geding heeft geleid tot “verlies”, op grond waarvan [geïntimeerde] gehouden is zijn aandeel in de kosten te dragen tot een maximum van € 15.000,- .
Het hof volgt [appellant] hierin niet en overweegt daartoe als volgt. Partijen hebben afspraken gemaakt over de verdeling van te verwachten kosten van juridische bijstand. Deze afspraken hebben zij vastgelegd in het document, waarna [geïntimeerde] heeft bevestigd in te stemmen met de keuze voor het advocatenkantoor Boekel de Nerée. Van een wijziging in de eerder gemaakte afspraken is daarmee geen sprake, zodat de afspraken over de kosten onverkort tussen partijen zijn blijven gelden. Anders dan [appellant] meent maakt ook de verklaring van [A] dat niet anders, nu deze niet strijdig is met de afspraken vervat in het document.
5.De beoordeling van de grieven in het incidenteel hoger beroep
Grief 1is daartegen gericht.
Bij winst worden de opbrengsten uit de winst uitbetaald aan de aandeelhouders plus hun eigen onkosten van in totaal € 15.000,- ieder. (…)[geïntimeerde] heeft aangevoerd dat deze bepaling betekent dat bij winst de opbrengsten tussen [appellant] , [geïntimeerde] en [A] worden verdeeld. Nu [A] heeft afgezien van zijn deel, heeft [geïntimeerde] recht op de helft van de opbrengst uit het vonnis van 13 juli 2011, aldus [geïntimeerde] .
“Ik hoef geen vergoeding en ik wil geen zakelijke verplichtingen meer met jou hebben”. Verder heeft [appellant] aangevoerd dat partijen elkaar vervolgens vier jaar niet hebben gesproken en dat [geïntimeerde] geen enkele bemoeienis heeft gehad met de bodemprocedure. Volgens [appellant] kan de stelling van [geïntimeerde] dat hij recht heeft op een deel van de opbrengst daarom geen stand houden. Het hof begrijpt dat [appellant] met dit verweer een beroep willen doen op afstand van recht dan wel rechtsverwerking, hetgeen door [geïntimeerde] kennelijk, gelet op zijn stellingen bij conclusie van dupliek (nr. 24), ook zo is begrepen.
“helder besluit te moeten nemen”. Dit besluit houdt in dat hij een scheiding wil aanbrengen tussen privé en zakelijk en dat hij zakelijk met [appellant] wil stoppen. Hij heeft vervolgens een aantal zaken genoemd waarvan hij afziet (2% aandelenbelang in 3TL, schadevergoeding Biomet31), hij heeft aangegeven dat hij geen kapitaal wil bijstorten en heeft [appellant] verzocht om zijn lening af te lossen. Onderaan zijn brief heeft hij opgemerkt dat hij geen vergoeding hoeft en geen zakelijke verplichtingen meer met [appellant] wil. Hij besluit met de opmerking dat hij hoopt dat [appellant] zijn opvatting kan respecteren en dat hij niet boos wordt.
- griffierecht € 711,-
- salaris advocaat €
2.316,-(2 punten x tarief III € 1.158,- )
Totaal € 3.027,-
In incidenteel appel
- salaris advocaat
€ 1.631,-(2 punten x tarief IV € 1.631,- x 0,5)
Totaal € 1.631,-