Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste instantie
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is voorshands niet aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [G] thans als werkgever van [appellant] heeft te gelden. Uit de in het geding gebrachte stukken is af te leiden dat [G] de onderneming [C] heeft overgenomen van [geïntimeerde] , (…). Blijkens de door [appellant] overgelegde arbeidsovereenkomst was hij laatstelijk in dienst van Restaurant [F] . Niet kan derhalve worden vastgesteld dat [appellant] in dienst was van diegene die krachtens overeenkomst het restaurantbedrijf aan [G] heeft overgedragen. Het enkele feit dat het restaurant van [G] is gevestigd in het pand waar eerder Restaurant [F] was gevestigd, is hiertoe onvoldoende. Ook de omstandigheid dat [appellant] ‘sinds jaar en dag’ op de [a-straat] 10 te [A] werkt, is van onvoldoende gewicht om op basis daarvan aan te nemen dat hij thans in dienst is van [G] .”
De kantonrechter stelt voorop dat op de door [appellant] overgelegde arbeidsovereenkomst is vermeld dat Restaurant [F] werkgever is en vertegenwoordigd is door [E] . Y [E] , bestuurder van Fab Advies, heeft echter aangevoerd dat de door [appellant] overgelegde arbeidsovereenkomst bestemd was voor de aanvraag van de horecavergunning welke aanvraag door de heer [geïntimeerde] , verpachter van restaurant [F] (hierna: [geïntimeerde] ) is gedaan. Gedurende de periode juli tot en met september 2012 hebben [geïntimeerde] en [appellant] renovatiewerkzaamheden verricht. Na de verbouwing zou Fab Advies het restaurant overnemen, dit is echter nooit gebeurd. Fab Advies stelt dat [geïntimeerde] het restaurant na de verbouwing heeft verkocht.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling in hoger beroep
Grief 1is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat op grond van hetgeen partijen over en weer aan de hand van diverse producties hebben aangevoerd, rechtens niet de conclusie kan worden verbonden dat [appellant] in de periode van 12 juli 2011 tot en met 18 oktober 2011 bij [geïntimeerde] in dienst is geweest en uit dien hoofde aanspraak heeft op loon. Met
grief 2komt [appellant] op tegen het passeren door de kantonrechter van zijn in eerste aanleg gedane bewijsaanbod.
Wij hebben afgesproken met elkaar dat alle kosten betreffende de verbouwingswerkzaamheden aan het restaurant [F] voor mijn eigen rekening komt, dit geldt uiteraard ook voor het loon van het personeel.
25 juli 2017, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;