In het inleidend verzoekschrift van 4 juli 2016 tot voorlopige ondertoezichtstelling en (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoekster] in een 24-uurs medische observatie- en diagnostische voorziening heeft de raad de volgende zorgen over [verzoekster] naar voren gebracht. Op 15 maart 2016 heeft [F] een zorgmelding ontvangen. [verzoekster] gaat al vanaf maart 2013 niet meer fulltime naar school. Sinds maart 2015 gaat zij helemaal niet meer naar school. Vanaf dat moment hebben de school, de leerplichtambtenaar en het [G] ( [G] ) - ondanks pogingen daartoe - geen enkel zicht meer op [verzoekster] . De ouders geven aan dat regulier onderwijs niet mogelijk is vanwege de gezondheidstoestand van [verzoekster] , maar de school is van mening dat er sprake is van ongeoorloofd schoolverzuim. De ouders geven geen toestemming om [verzoekster] te spreken en om zicht te krijgen op haar medisch dossier. Zij schermen [verzoekster] af, voeren juridisch verweer en dienen klachten in bij betrokken instanties. Daardoor is het niet mogelijk om constructief met de ouders te overleggen en afspraken te maken over onder andere de schoolgang van [verzoekster] .
Op 29 maart 2016 heeft [F] een tweede zorgmelding ontvangen, namelijk van [H] . Bij inschakeling van de ambulancezorg op die dag heeft het ambulancepersoneel de interactie tussen de moeder en [verzoekster] als zeer onnatuurlijk ervaren. Volgens het ambulancepersoneel verdraaide de moeder de lichamelijke toestand van [verzoekster] en was zij hierop niet aan te spreken. Het ambulancepersoneel spreekt een vermoeden van kindermishandeling uit.
[F] is op 31 maart 2016 gestart met een onderzoek naar aanleiding van de zorgmeldingen. De ouders hebben aangegeven dat het niet mogelijk is om [verzoekster] te spreken vanwege haar trauma voor hulpverleners en verwijzen [F] naar mevrouw [I] , psycholoog, bij wie [verzoekster] sinds 2011 (met onderbrekingen) in behandeling is. Mevrouw [I] onderschrijft het standpunt van de ouders dat een gesprek met [verzoekster] niet mogelijk is. Zij geeft aan dat er sprake is van een posttraumatische stressstoornis bij [verzoekster] en dat [verzoekster] niet in staat is gesprekken te voeren met onbekende personen en in situaties waarin zij zich niet veilig voelt. Indien dit toch gebeurt, bestaat risico op dissociëren en herbelevingen. Mevrouw [I] heeft aangegeven dat zij verder geen informatie kan geven over de aard en omvang van de problematiek alsmede de diagnose(n).
[F] verzocht vervolgens, gelet op voornoemde zorgen en de omstandigheid dat constructief overleg met de ouders niet mogelijk is omdat zij voorwaarden en blokkades opwerpen voor hulpverlening en het contact met [verzoekster] belemmeren, om een raadsonderzoek.
Op 29 juni 2016 is de raad een onderzoek gestart. Uit het raadssysteem blijkt dat het Advies en Meldpunt Kindermishandeling in 2011 nagenoeg soortgelijke zorgen zoals hiervoor omschreven heeft gemeld ten aanzien van [verzoekster] en haar broer, hetgeen toen tot een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing heeft geleid. Het verzoek tot (definitieve) ondertoezichtstelling is destijds door de raad ingetrokken, nadat tijdens de zitting bleek dat de ouders en kinderen wilden meewerken aan de schoolgang van de kinderen en hulpverlening door mevrouw [I] . Bovendien zouden de zorgen verminderd zijn. De raad heeft [verzoekster] en haar broer in dat traject nimmer gesproken en zich uitsluitend gebaseerd op informatie van de informanten (waaronder de school en de huisarts). Het destijds geadviseerde NIFP onderzoek gericht op de ouders en het vragen van een second opinion gericht op de medische situatie van [verzoekster] heeft door de intrekking van laatstgenoemd verzoek geen doorgang gevonden.
Naar aanleiding van de ernst van de thans geconstateerde zorgen en de overeenkomsten met de zorgen in 2011, bestaat bij de raad het vermoeden dat de ontwikkeling van [verzoekster] ernstig is gestagneerd. Volgens de raad zit [verzoekster] in een zeer gesloten gezinssituatie, waarbij grote zorgen bestaan over haar sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling en lichamelijke gezondheid. [verzoekster] leeft geïsoleerd, gaat niet naar school en zicht op [verzoekster] en haar medische situatie ontbreekt. De ouders en de psycholoog die bij [verzoekster] is betrokken weigeren openheid van zaken te geven en/of belemmeren betrokken instanties op basis van eigen bevindingen en objectieve medische informatie een inschatting te maken van de mogelijkheden en belemmeringen die [verzoekster] ervaart om aan school deel te nemen. De raad ziet enkel als oplossing een voorlopige ondertoezichtstelling en (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing om het gesloten gezinssysteem en de negatieve spiraal te doorbreken. Mede gelet op hetgeen zich in 2011 heeft voorgedaan, heeft de raad de kans reëel ingeschat dat [verzoekster] of de ouders niet zullen meewerken aan de plaatsing, indien dit met hen zal worden besproken.