Uitspraak
Ega-Floor,
Haboton,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling van de grieven
‘draagt Haboton op om te bewijzen dat haar chauffeur op uitdrukkelijk verzoek van
‘Op het moment dat de betonmortel die wij bij Haboton hadden besteld werd aangeleverd in [E] waren mijn vader en ik aanwezig op de werkvloer. U moet zich de situatie zo voorstellen dat de betonpomp buiten het gebouw staat, dat daaraan een lange leiding van circa 50 of 60 meter is gekoppeld en dat wij aan het eind van die leiding op de werkvloer staan. Wij konden de betonpomp dus niet zien. De betonmortel wordt uit de mixer van de vrachtwagen overgeheveld naar die pomp en vandaar in de leidingen gepompt. Wij hadden beton besteld met een hoge consistentie, ik meen 4 of 5, daarvoor moet ik de bon zien. U houdt mij productie 12 bij conclusie van repliek voor. Daarop staat vermeldt F4, dat is een vloeibare vorm. Toen de betonmortel uit de leiding kwam, zagen wij direct dat het veel te dik was. Het leek wel stampbeton, S2. Het was niet vloeibaar genoeg, het kwam als een dikke worst uit de leiding. Eén van de andere getuigen, de chauffeur [F] , sprak over “al ligt het beton als een piramide op het rooster, dan nog zal mij dat een worst wezen, ik ben alleen de transporteur”. Zo was het precies. Het beton lag als een berg op de vloer. De pompbediende [G] is op ons verzoek vervolgens vrij snel gestopt met pompen en ik ben vanaf de werkvloer met mijn mobiele telefoon gaan bellen met de betoncentrale van Haboton. Wie ik aan de lijn had weet ik niet meer, maar ik heb hem gezegd dat het beton niet te verwerken was. Op uw vraag wat de reactie van Haboton in dat gesprek was, antwoord ik dat men dat vervelend vond. Op uw vraag of Haboton mij een advies heeft gegeven of heeft gezegd hoe zij het zou oplossen, antwoord ik dat ik u dat niet kan zeggen, ik kan mij dat niet herinneren. Wel weet ik wat de reactie is geweest, want de chauffeurs van Haboton hebben water aan het beton toegevoegd. Ik heb dat niet gezien en daar ook zeker geen opdracht toe gegeven. Op een gegeven moment hoorde ik de vrachtauto met de mixer toeteren. Dat is normaal gesproken een sein dat je kunt beginnen met pompen, stoppen met pompen of dat er gevaar is. De pompbediende is toen weer gaan pompen en toen kwam er vloeibaarder beton uit de leiding. Ik heb uit deze gang van zaken afgeleid dat er contact moet zijn geweest tussen Haboton en haar chauffeur, want die heeft immers water toegevoegd.’
[H] heeft verklaard:
‘(…)Ik heb op de afleverplaats water toegevoegd aan het betonmortel waar deze bon op ziet. Ik heb dit gedaan op het verzoek van de aannemer. Ik denk dat hij het betonmortel te dik vond. Ik denk dat het mij gevraagd is door de aannemer, maar dat weet ik niet meer zeker. Normaliter wordt mij dit gevraagd door de aannemer of door de pompmachinist. De aannemer is de persoon die beslist dat er water moet worden toegevoegd, soms krijg ik dat direct van de aannemer te horen soms door tussenkomst van de pompmachinist. Het is zo'n tijd geleden dat ik niet meer precies weet hoe het in dit geval is gegaan. Ik voeg nooit water toe zonder dat ik daartoe opdracht heb gekregen van de aannemer of de pompmachinist. Ik kan een dergelijke beslissing ook helemaal niet nemen want ik weet
‘(…)Ik weet niet meer zeker of ik water heb toegevoegd, maar als ik dat gedaan heb dan heb ik dat gedaan op verzoek van de aannemer. Ik weet dit zo zeker omdat ik zonder een dergelijke opdracht nooit water zou toevoegen, dat is helemaal niet in mijn belang. Al ligt het beton als een piramide op het rooster, dan nog zal mij dat een worst wezen, ik ben alleen de transporteur. Ik werk voor verschillende betoncentrales als chauffeur en zelfstandig water toevoegen is uit den boze.
‘Ik weet dat [C] en [D] de eigenaren zijn van Ega-Floor-Tec. Zij waren allebei die dag op de
Het is bovendien aan Haboton om te bewijzen dat het toevoegen van het water op verzoek van Ega-Floor is geschied. Naar het oordeel van het hof is dat bewijs niet geleverd. De beide chauffeurs hebben weliswaar verklaard dat zij nooit op eigen initiatief water toevoegen aan betonmortel en dat de aannemer of de pompmachinist daar doorgaans opdracht voor geeft, maar zij kunnen zich geen van beiden herinneren wie hen daar in dit specifieke geval opdracht toe heeft gegeven. Zij kunnen zich evenmin herinneren wie er van de aannemer op de bouwplaats aanwezig was. De pompmachinist herinnert zich wel dat [D] en [C] op het werk aanwezig waren, maar hij heeft verklaard niet te weten wie de chauffeurs opdracht heeft gegeven om water aan de betonmortel toe te voegen; hijzelf heeft die opdracht in elk geval niet gegeven, zo heeft hij verklaard. Nu geen van de getuigen verklaart te weten dat Ega-Floor daadwerkelijk om het toevoegen van het water heeft gevraagd en de vennoten van Ega-Floor dat zelf ontkennen, is Haboton niet geslaagd in het haar opgedragen bewijs dat haar chauffeurs op verzoek van Ega-Floor hebben gehandeld.
De verklaringen van de chauffeurs en pompmachinist dat de chauffeurs niet op eigen initiatief handelen en dat het ‘doorgaans’ de aannemer is die over het toevoegen van water beslist, is daartoe – anders dan Haboton in haar memorie na enquête betoogt – onvoldoende, nu dat immers de mogelijkheid open laat dat er in het onderhavige geval anders is gehandeld.
Het hof is in het tussenarrest van 12 juli 2016 tot het oordeel gekomen dat de oorzaak van het loslaten van de toplaag is gelegen in het teveel aan water. Haboton heeft erkend dat haar chauffeurs op de bouwplaats water aan de betonmortel hebben toegevoegd, zoals Ega-Floor heeft gesteld. Haboton heeft echter het verweer gevoerd dat zij desondanks niet voor de daardoor ontstane schade aansprakelijk is omdat haar chauffeurs op uitdrukkelijk verzoek van Ega-Floor hebben gehandeld. Dat komt neer op een bevrijdend verweer waarvan de bewijslast inderdaad op Haboton rust.
Ega-Floor heeft geleden als gevolg van het feit dat de betonmortel teveel water bevatte. Artikel 11d van haar Algemene Voorwaarden staat daaraan in de gegeven omstandigheden anders dan door Haboton is bepleit niet in de weg.
Nu Haboton de omvang van de schade niet heeft betwist, zal het hof het ter zake gevorderde bedrag toewijzen.
Genoemd besluit is echter niet van toepassing op de onderhavige vordering die strekt tot schadevergoeding.
Artikel 1 van het besluit luidt immers:
‘Dit besluit is van toepassing op een uit overeenkomst voortvloeiende verbintenis tot betaling van een geldsom. Indien de verbintenis strekt tot vergoeding van schade, is dit besluit daarop alleen van toepassing voor zover deze verbintenis is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst of voor zover de in de eerste zin bedoelde verbintenis tot betaling van een geldsom is omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding in de zin van artikel 87 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.’
Nu Ega-Floor dit onderdeel van haar vordering vervolgens in het geheel niet heeft onderbouwd, zal het hof dit afwijzen.
€ 262,-
€ 1.050,-(3,5 punten x tarief € 300,-)
€ nihil
€ 2.682,-(3 punten x tarief € 894,-)
3.De beslissing
en opnieuw rechtdoende: