ECLI:NL:GHARL:2017:4920
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en de gevolgen van een te laag vastgesteld vrij te laten bedrag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de schuldsaneringsregeling van [appellant] en [appellante]. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 6 april 2017, waarin de bewindvoerder was verzocht om een nieuwe berekening van het vrij te laten bedrag op te stellen. Dit was noodzakelijk omdat er een omissie was geconstateerd in de eerdere berekeningen, waardoor het vrij te laten bedrag te laag was vastgesteld. Na correctie bleek er geen boedelachterstand meer te zijn en was er zelfs sprake van een boedelvoorstand van € 3.639,36, voldoende om nieuwe schulden af te lossen.
Het hof oordeelt dat [appellant] en [appellante] geen verwijt kan worden gemaakt voor de nieuwe schulden, aangezien deze zijn ontstaan door het verkeerd berekende vrij te laten bedrag. Het hof heeft ook de inspanningen van [appellant] en [appellante] om een goedkopere huurwoning te vinden in overweging genomen, evenals de verkoop van hun auto. Hoewel het hof constateert dat zij niet hebben voldaan aan hun informatieverplichtingen jegens de bewindvoerder, oordeelt het hof dat de verzuimen niet ernstig genoeg zijn om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
De beslissing van het hof houdt in dat de schuldsaneringsregeling van [appellante] wordt voortgezet zonder verlenging van de looptijd, terwijl de regeling van [appellant] met zes maanden wordt verlengd. Het hof benadrukt het belang van tijdige communicatie met de bewindvoerder en geeft [appellant] en [appellante] de aanbeveling om samen met de bewindvoerder te bekijken hoe de boedelvoorstand het beste kan worden afgewikkeld, aangezien de schuldsaneringsregeling van [appellant] nog tot januari 2018 doorloopt.