In deze zaak gaat het om de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling voor [appellant] en [appellante], die beiden in financiële problemen verkeren. De rechtbank Gelderland had op 16 februari 2017 de schuldsaneringsregeling beëindigd, omdat de appellanten niet voldaan hadden aan hun verplichtingen. Dit leidde tot een boedelachterstand van € 7.363,56, die niet binnen de reguliere looptijd van de regeling kon worden ingelopen. De rechtbank oordeelde dat de appellanten onvoldoende inspanningen hadden geleverd om hun financiële situatie te verbeteren, onder andere door het niet tijdig ondertekenen van noodzakelijke documenten en het verkopen van een auto zonder toestemming van de bewindvoerder.
In hoger beroep hebben [appellant] en [appellante] verzocht om de schuldsaneringsregeling voort te zetten en het verzoek tot beëindiging af te wijzen. Het hof heeft de bewindvoerder gevraagd om een nieuwe berekening van het vrij te laten bedrag, omdat er twijfels bestonden over de juistheid van de eerder genoemde boedelachterstand. Het hof heeft de bewindvoerder en de appellanten in de gelegenheid gesteld om aanvullende informatie te verstrekken en heeft verdere beslissingen aangehouden tot de nieuwe berekeningen zijn gepresenteerd.
De zaak illustreert de complexiteit van schuldsaneringen en de noodzaak voor schuldenaren om actief samen te werken met hun bewindvoerders om financiële problemen op te lossen. Het hof benadrukt het belang van transparantie en samenwerking in het proces van schuldsanering.