Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van de minderjarige [de minderjarige1], geboren in 2011, wiens ouders, de moeder en de vader, in een geregistreerd partnerschap hebben samengewoond en eind 2013 feitelijk uit elkaar zijn gegaan. De rechtbank Noord-Nederland heeft op 16 december 2015 bepaald dat [de minderjarige1] haar hoofdverblijfplaats bij de vader heeft, en dat zij om de veertien dagen bij de moeder verblijft. De moeder is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, met het verzoek om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] bij haar te bepalen en de zorgregeling te wijzigen.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en de ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De GI heeft ook informatie verstrekt over de situatie van [de minderjarige1]. Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige1] sinds 2014 onder toezicht staat en dat de ouders een zorgregeling hebben afgesproken in een ouderschapsplan. De moeder heeft zorgen geuit over de gezinssituatie bij de vader, maar het hof oordeelt dat de huidige situatie bij de vader in het belang van [de minderjarige1] is. De moeder heeft onvoldoende inzicht in de gevolgen van een wijziging van de hoofdverblijfplaats en de stabiliteit die [de minderjarige1] nodig heeft.
Het hof heeft de verzoeken van de moeder afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van [de minderjarige1] voorop staat. De huidige zorgregeling blijft gehandhaafd, omdat deze beter aansluit bij de behoeften van [de minderjarige1] dan een uitbreiding van de zorgregeling zou doen.