Uitspraak
[appellant],
Hochwald,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord,
- het op 1 mei 2017 gehouden pleidooi, waarvan proces-verbaal is opgemaakt en aan het door [appellant] overgelegde procesdossier is toegevoegd.
Te verklaren voor recht dat Hochwald toerekenbaar tekort is geschoten wegens het handelen in strijd met de verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst (...) en/of het niet nakomen van de op haar jegens [appellant] rustende verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst d.d. 24 april 2013, meer in het bijzonder de verplichting om [appellant] tot zijn pensioengerechtigde leeftijd in dienst te houden in zijn functie van productiechef melkfabriek processing en scm kleinverpakkingen (...);
Hochwald te veroordelen tot betaling aan [appellant] tot een schadevergoeding ex art. 6:74 BW ad € 514.190,- bruto, (...), te vermeerderen met de wettelijke rente (...);
Te verklaren voor recht dat de aan het adres van [appellant] in 2012 gemaakte verwijten onder A t/m F, als genoemd in de punten 25 t/m 53 van de inleidende dagvaarding, ongegrond zijn geweest, alsmede dat [appellant] op die grond ten onrechte uit zijn functie van productiechef melkfabriek processing en scm kleinverpakkingen is ontheven en daarvoor ten onrechte een berisping heeft ontvangen op 19 september 2012 en 16 oktober 2012;
Hochwald te veroordelen de stukken met betrekking tot deze verwijten en berispingen uit het personeelsdossier van [appellant] te verwijderen, een en ander onder verbeurte van een dwangsom (...);
Hochwald te veroordelen tot rehabilitatie en eerherstel van [appellant] door aan de werknemers op de voormalige afdeling van [appellant] bij Hochwald een brief te zenden met de volgende inhoud: “In september en oktober 2012 zijn door ons aan de heer [appellant] ten onrechte ernstige verwijten gemaakt. Onder meer hebben wij hem ten onrechte beschuldigd van de SCM-besmetting die in 2012 heeft plaatsgevonden. De beschuldigingen zijn ongegrond gebleken. Wij nemen deze volledig terug”, een en ander op verbeurte van een dwangsom (...);
Hochwald te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 800,-;
Hochwald te veroordelen in de kosten van beide instanties, (...)
Hochwald te veroordelen tot terugbetaling van het bedrag van € 2.000,- netto, ter zake van de proceskostenveroordeling in prima, vermeerderd met de wettelijke rente (...);
Hochwald te veroordelen tot betaling van de nakosten (...), bij gebreke waarvan Hochwald ook over deze nakosten de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW verschuldigd zal zijn.”
3.De feiten
grief Iklaagt [appellant] erover dat de kantonrechter de overwegingen in de procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en herroeping van de in die procedure gegeven beschikking in zijn oordeel heeft betrokken. Tussen partijen zijn beide procedures gevoerd en de kantonrechter heeft in die procedures een (onherroepelijk) oordeel gegeven, zodat de kantonrechter in het eindvonnis terecht deze feiten heeft gemeld. Voor zover grief I is gericht tegen de waardering van deze feiten en de daaraan gegeven juridische gevolgen zal het hof daarop bij de behandeling van de andere grieven ingaan. Verdere bezwaren tegen die feitenvaststelling is niet gebleken. Samen met wat in hoger beroep, mede gelet op de overgelegde en niet weersproken stukken, tussen partijen is komen vast te staan, zijn de feiten als volgt.
indien hij van mening is dat die gegevens onjuist of onvolledig zijn, ten onrechte zijn opgenomen of ontbreken.” Ingevolge artikel 9 van het Reglement Persoonsgegevens worden gegevens tot uiterlijk 5 jaar nadat de rechtsverhouding met Hochwald is beëindigd uit het register verwijderd.
Aan de orde is geweest dat met u al langere tijd gesproken wordt over uw functioneren als leidinggevende en dat dit onder de maat blijft, (...)
- aansturing van uw afdeling;
- controle op uitvoering van de werkzaamheden binnen uw afdeling;
- het naleven van op schrift gestelde procedures, cq het organiseren van juiste naleving van op schrift gestelde procedures binnen uw afdeling.
- het beheersen van de artikelen rework (hergebruik van oudere producten),
- het aansturen en motiveren van de medewerker opensteek,
- het niet tijdig melden van incidenten volgens voorschrift aan het Wetterskip (op 18 mei 2012 en 10 september 2012),
- het onvoldoende verantwoordelijkheid tonen bij afwijkingen van de concentratienormen reinigingsvloeistoffen en chloorniveaus,
- geen actiegerichtheid bij herinvoeren machine-efficiencylijsten en storingslijsten,
- diverse malen aangesproken op voorbeeldfunctie,
- diverse malen aangesproken op slechte eindcontroles,
- onvoldoende betrokkenheid en medeverantwoordelijkheid getoond, hetgeen o.a. geleid heeft tot een falende effectieve controle van en aansturing op interne regels, waardoor een besmetting van product met een directe waarde van circa € 370.000,- is ontstaan.
In december 2012 is u een overzicht verstrekt van meerdere verwijten die uw cliënte in de voorgaande periode richting mijn cliënt had gemaakt. Deze verwijten zijn in schriftelijke stukken opgenomen, waarbij het gaat om verwijten die ongegrond zijn en derhalve ten onrechte mijn cliënt blijven achtervolgen. Het is alleszins redelijk dat mijn cliënt dienaangaande de waarheid nastreeft, nadat hij eerst uw cliënte de gelegenheid heeft gegeven om van die ongegronde verwijten afstand te nemen.
Artikel 1 – Resultaat van de mediation
op de oude werkplek en voortzetting van het dienstverband van [appellant] . Bij eventuele meningsverschillen tijden de re-integratie en/of over de wijze van re-integratie zullen betrokkenen zich volledig conformeren aan het advies van de bedrijfsarts. Het re-integratieplan is geen onderdeel van deze overeenkomst.
om [appellant] op een correcte wijze te begeleiden naar zijn pensioen.
Betrokkenen zullen zich in de toekomst naar derden op een respectvolle wijze en zonder negatieve uitlatingen over elkaar uitspreken, zullen zich respectvol uiten over en jegens elkaar en derden over Hochwald Nederland, haar medewerkers, klanten en opdrachtgevers.
Betrokkenen hebben en houden de ‘blik vooruit’ en hebben oog voor wat goed is voor de organisatie Hochwald Nederland.
Betrokkenen hebben aangegeven tevreden te zijn met deze uitkomst en gemaakte afspraken en hiermee zal na ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst de mediation worden beëindigd.”
5.4. De kantonrechter acht het ontbindingsverzoek van Hochwald toewijsbaar, nu Hochwald en [appellant] beiden hebben uitgesproken dat er een onhoudbare situatie tussen hen is ontstaan en dat zij geen vertrouwen meer hebben in een vruchtbare samenwerking. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst ontbinden per 1 september 2013.
4.De vorderingen en beoordeling in eerste aanleg
5.De beoordeling in hoger beroep
grieven I t/m IXkomt [appellant] op tegen de randnummers 4.14 t/m 4.16 van het bestreden vonnis, waarin de kantonrechter [appellant] niet ontvankelijk heeft verklaard in zijn vorderingen tot vergoeding van de schade die hij ten gevolge van het tekortschieten van Hochwald in haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst – welke vorderingen in de kantongerechtprocedure zijn genummerd VIII en IX en thans in hoger beroep zijn geherformuleerd, samengevoegd en vernummerd tot II – heeft geleden. Volgens de kantonrechter bestaat voor die vordering(en) geen ruimte meer, omdat de kantonrechter in een andere procedure op de voet van artikel 7:685 BW, zoals dat gold voor de inwerkingtreding van de wet Werk en Zekerheid – hierna: artikel 7:685 BW (oud) -, aan [appellant] een schadevergoeding wegens ontbinding van de arbeidsovereenkomst van € 125.000,- heeft toegekend.
grief IIer voorts over dat de kantonrechter de conventionele en reconventionele vorderingen ongelijk heeft behandeld en het vonnis daardoor innerlijk tegenstrijdig is. De reconventionele vordering van Hochwald is door de kantonrechter afgewezen en Hochwald is van die beslissing niet in hoger beroep gekomen. Hierdoor heeft [appellant] bij de behandeling van deze klacht geen belang, nu de vordering van [appellant] door het hof zelfstandig dient te worden beoordeeld.
grief IXkomt [appellant] tevens op tegen het oordeel van de kantonrechter dat hij bij zijn vordering tot verklaring voor recht dat Hochwald de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen, althans daarmee in strijd heeft gehandeld, geen belang heeft en derhalve niet-ontvankelijk wordt verklaard. In hoger beroep heeft [appellant] de verklaring voor recht geherformuleerd (onder sub I).
grief Xkomt [appellant] tegen dit oordeel op.
grief XIItegen de proceskostenveroordeling evenmin.