Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan
het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT)(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 2 mei 2016, waarin de waarde van een multifunctioneel bedrijfspand werd vastgesteld op € 250.000. De heffingsambtenaar, het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT), heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar had de waarde van het pand, gelegen aan [a-straat] 19 te [Z], vastgesteld op € 329.000 voor het jaar 2015, op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De rechtbank heeft de waarde verlaagd, wat aanleiding gaf tot het hoger beroep.
Tijdens de zitting op 4 mei 2017 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende stelde dat de WOZ-waarde van het pand € 139.000 zou moeten zijn, gebaseerd op een huurovereenkomst met [A] voor € 1.200 per maand. De heffingsambtenaar betwistte deze waarde en verwees naar een taxatierapport dat een waarde van € 290.000 concludeerde. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet had aangetoond dat de huurprijs niet op zakelijke wijze tot stand was gekomen, maar paste de waarde aan naar € 146.000, rekening houdend met de dalende markt tussen de waardepeildatum en de transactiedatum.
Het Hof verklaarde het hoger beroep van belanghebbende gegrond en het incidentele hoger beroep ongegrond. De heffingsambtenaar werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende, die op € 1.485 werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 juni 2017.