ECLI:NL:RBMNE:2021:6019
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en huurwaardekapitalisatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een onroerende zaak, een opslag met kantoor, kantine en sanitair, gelegen in [vestigingsplaats]. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 2.251.000,- per 1 januari 2019, maar eiseres, [eiseres] B.V., stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 1.582.000,-. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat het eigen huurcijfer van eiseres ongeschikt was om de huurwaarde van de onroerende zaak af te leiden. De rechtbank benadrukte dat het eigen huurcijfer in beginsel het meest geschikt is, tenzij bijzondere omstandigheden dit tegenspreken. De heffingsambtenaar had niet kunnen aantonen dat er dergelijke bijzondere omstandigheden waren, en de rechtbank concludeerde dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. Het beroep van eiseres werd gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar werd vernietigd, en de rechtbank stelde de waarde van de onroerende zaak vast op € 1.582.000,-. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.