Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
ASR Schadeverzekeringen N.V.,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
5. (Op-)geleverde zaken
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grief Iwordt betoogd dat de uitleg die de rechtbank heeft gegeven aan de uitsluiting van artikel 6 lid 5 van de Bijzondere Voorwaarden niet juist is, althans dat een beroep daarop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Met
grief IIwordt in het verlengde van grief I betoogd dat de aansprakelijkheid van Meinderts niet voortvloeit uit de contractuele relatie tussen Meinderts en Folkertsma ter zake van de levering van de mesttank, maar uit het nalaten van haar werknemer [werknemer 1] tot het uitvoeren van een modificatie aan de mesttank. Beide grieven lenen zich voor een gezamenlijke bespreking. Het hof oordeelt daaromtrent als volgt.
grief IIIwordt in het verlengde van het voorgaande betoogd dat uit artikel 6:231 sub a. BW volgt dat bedingen die de kern van de prestaties aangeven, zoals artikel 6 lid 5 van de Bijzondere Voorwaarden, niet thuishoren in algemene voorwaarden en dat, bij gebreke van wilsovereenstemming over een kernbeding, dit specifieke beding geldt als niet overeengekomen tussen partijen zodat ASR daarop geen beroep toekomt.
grief V(die betrekking heeft op de kostenveroordeling in eerste aanleg) mist, gelet op het voorgaande zelfstandige betekenis.