Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
De Terp,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
De factuur is verzonden aan het adres [adres] en door [appellante] in december 2007 voldaan.
De brief vermeldt onder meer:
“De bovenvermelde cliënt(e) stelt mij ter gerechtelijke incassering haar vordering op U in handen
“Onlangs ontving ik van u uw incasseringsformulier (?) met het dossiernummer 45272.
Bij brief van 16 januari 2013 heeft de gemachtigde zowel [partner] als [appellante] tot betaling gesommeerd. [appellante] heeft op die sommatie gereageerd naar de gemachtigde in een e-mal van 1 februari 2013. Daarin schrijft zij onder meer:
“Uw brieven waarin u mijn voormalige partner sommeert tot het voldoen van een zogenaamde openstaande post” van –schijnbaar- uw opdrachtgever heb ik onlangs ingezien en daarover een brief gestuurd (verzonden op 10 januari). Hierop heb ik geen reactie mogen ontvangen en stuur ik u nu deze mail.
“In bovengenoemde aangelegenheid heb ik nog te reageren op uw email van 1 februari jl.
4.4. Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
a.) is de vordering van De Terp verjaard,
b.) heeft de factuur van 27 november 2007 betrekking op werkzaamheden waarvoor door [appellante] opdracht is gegeven,
d.) was voor die werkzaamheden al eerder door Westerdijk, althans De Terp gefactureerd,
e.) is [appellante] wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten verschuldigd?
De grieven beogen deze kwesties blijkens de daarop gegeven toelichtingen in volle omvang aan het hof voor te leggen.
Anders dan (kennelijk) de kantonrechter en De Terp is het hof van oordeel dat de e-mail van [appellante] van 27 oktober 2008 (zie hiervoor r.o. 3.8) niet kan worden beschouwd als een erkenning van de vordering van De Terp. Integendeel, betwist [appellante] in die e-mail juist nog enig bedrag aan De Terp verschuldigd te zijn.
Uw cliënt heeft vorig jaar werkzaamheden verricht aan de onderkant van mij huis. Hierbij is de 'band" opnieuw door uw cliënt gezandstraalt, afgebikt en opnieuw van metselwerk voorzien).
[appellante] heeft, afgaande op haar reactie, uit die sommatie ook afgeleid dat De Terp zich terzake die werkzaamheden jegens haar het recht op betaling voorbehield. Aan de sommatie van 15 oktober 2008 komt, zoals door De Terp (ook) is aangevoerd, daarmee jegens [appellante] stuitende werking toe. Daar doet niet aan af dat de sommatie was gericht aan “de heer/mevrouw [partner] ” en derhalve niet (uitdrukkelijk) aan (alleen) [appellante] zelf. Evenmin doet daar aan af dat de sommatie vermeldt dat deze de cliënt Hoefsmederij [Q] van incassobureau Blomsma zou betreffen. Uit haar reactie op de sommatie blijkt dat [appellante] wist dat de sommatie betrekking had op de onderhavige vordering van De Terp.
uitvoering opgedragen werkzaamheden
Tegenover die specifieke onderbouwing had van [appellante] een motivering verwacht mogen worden van haar verweer dat die werkzaamheden niet zijn verricht. [appellante] heeft haar verweer echter op geen enkele wijze onderbouwd.
28 augustus 2007 betrekking heeft.
De Terp gevorderde bedrag een reëel bedrag betreft dat in verhouding staat tot de (in regie) verrichte werkzaamheden, is de slotsom dat [appellante] de factuur alsnog volledig dient te voldoen. De stelling dat geen oplevering van het werk heeft plaatsgevonden staat daar niet aan in de weg. Die oplevering dient in dit geval geacht worden stilzwijgend te hebben plaatsgevonden, nu [appellante] geacht moet worden het werk in gebruik te hebben genomen en gesteld noch gebleken is dat zij over de uitvoering van het werk heeft geprotesteerd.
Nu De Terp de wettelijke rente over de hoofdsom heeft berekend vanaf 24 april 2008 slaagt in zoverre de grief tegen de toegewezen wettelijke rente.
Uit de hiervoor onder 3.7 t/m 3.11 vermelde feiten blijkt dat De Terp [appellante] herhaaldelijk tot betaling heeft gesommeerd. [appellante] is daarmee buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd geworden. Niet betwist is dat De Terp het aan buitengerechtelijke kosten verschuldigde bedrag juist heeft berekend. Daarmee faalt ook grief XII.
6.De slotsom
€ 1.264,-(2 punten x tarief I)