Uit de brief van de huisarts [huisarts 2] van 9 juli 2013 in combinatie met de e-mail van controlerend (huis)arts [huisarts 1] van 11 december 2012, de arbeidsgeneeskundige rapportage van expertise-arts orthopedie [arts 1] van 26 augustus 2013 (productie 8 bij conclusie van antwoord in conventie), de brieven van [geïntimeerde] ’ assurantieadviseur [Bedrijf Y] van 28 augustus 2013 en van 16 oktober 2013 (producties 13 en 16 bij inleidende dagvaarding), het patiëntrapport van fysiotherapeut [fysiotherapeut] (productie 14 bij inleidende dagvaarding) en [geïntimeerde] ’ verklaring ter comparitie van 2 september 2015 blijkt het volgende.
Op 23 november 1997 heeft [geïntimeerde] zijn linkerknie verdraaid, waarmee hij zich heeft gemeld op de Spoedeisende Hulp, waar een distorsie werd vastgesteld.
Na een tape-behandeling heeft [geïntimeerde] zich op 27 november 1997 bij zijn huisarts gemeld en aangegeven nog veel klachten te ervaren. De huisarts heeft geadviseerd een drukverband te handhaven, onbelaste oefeningen uit te voeren, en zo nodig 14 dagen later voor controle te komen.
Op 21 oktober 2002 heeft [geïntimeerde] zich bij de huisarts gemeld met knieklachten links sedert 3 weken en de mededeling dat hij twee, mogelijk drie keer door die knie was gegaan, waarbij de knie eenmaal dik was geworden. De huisarts heeft toen de diagnose gesteld: lichte strain-klachten van knieholte-kapsel achterkant linkerknie en geadviseerd in de werkzaamheden de knie wat meer te ontzien met ondersteunende, niet vrij verkrijgbare, Diclofenac 50 mg. 3 x daags één tablet.
Op 20 december 2002 heeft [geïntimeerde] zich opnieuw bij zijn huisarts gemeld met de klacht dat hij telkens door zijn knie zakte, vooral met draaibewegingen, waarop de huisarts hem heeft geadviseerd om contact op te nemen met afdeling orthopedie.
Daarop heeft [geïntimeerde] in 2003 een orthopeed bezocht, die een MRI heeft laten maken, waaruit bleek dat reeds jaren eerder, vermoedelijk tijdens het voetbal, de voorste kruisband van de linkerknie was afgescheurd. De orthopeed achtte een operatieve ingreep mogelijk maar zeer complex en niet zonder risico’s, waarop [geïntimeerde] daarvan heeft afgezien.
Tussen 20 maart en 30 juni 2003 is [geïntimeerde] drie keer bij sportfysiotherapeut [fysiotherapeut] geweest. Deze therapeut heeft hem geadviseerd met zijn geliefde (top-)voetbal te stoppen, maar verder opgemerkt dat werken met zijn knie geen problemen zou geven mits hij maar voor voldoende beweging zorgde, waardoor de spieren in zijn knie zich zouden blijven ontwikkelen en de niet meer aanwezige linker kruisband op natuurlijke wijze zou worden “vervangen”. Dit advies heeft [geïntimeerde] toen (hij werd pas 32 jaar op 8 september 2003) opgevolgd.
Op 3 november 2003 heeft de huisarts als terugkoppeling van de fysiotherapeut vernomen dat de behandeling van de knie volgens de behandelend fysiotherapeut één jaar revalidatie zou gaan inhouden, maar dat de planning van [geïntimeerde] ’ werkzaamheden dit niet toeliet, waarop het programma voor revalidatie werd uitgelegd, bijgepraat, en bijgesteld tot een half jaar.
Op 1 juli 2004 kreeg de huisarts van [geïntimeerde] de melding dat hij de avond ervoor door zijn linkerknie was gegaan en bestond er een dikke knie, waarop drukverband werd aangelegd en advies werd gegeven om rust te houden en de knie zoveel mogelijk hoog te houden.