ECLI:NL:GHARL:2017:3614

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
200.183.049/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering op voormalig beherend vennoot van v.o.f. op grond van een koopovereenkomst met uitgestelde betaling

In deze zaak gaat het om een vordering van Pasma Herbaijum Holding B.V. en Rijksweg Auto's B.V. tegen [appellant], die voormalig beherend vennoot was van de vennootschap onder firma P en W Car Repair and Paint Centre. De vordering is gebaseerd op een koopovereenkomst met uitgestelde betaling voor auto's die door de vennootschap zijn verkocht. Het hof heeft de feiten zoals vastgesteld in eerdere vonnissen overgenomen en heeft geoordeeld dat de appellant aansprakelijk is voor de vorderingen van Pasma c.s. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant geen partij was bij de overeenkomst van geldlening, maar het hof heeft dit oordeel niet onderschreven. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant als vennoot van de v.o.f. aansprakelijk is voor de verbintenissen die zijn ontstaan tijdens zijn vennootschap. Het hof heeft de grieven van de appellant verworpen en de eerdere vonnissen van de rechtbank bekrachtigd, met uitzondering van een kleine aanpassing in het te betalen bedrag. De appellant is veroordeeld tot betaling van € 63.688,34 aan Pasma c.s., vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.183.049/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/125124 / HA ZA 13-49)
arrest van 25 april 2017
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. G.H. Hoekman, kantoorhoudend te Almelo,
tegen

1.Pasma Herbaijum Holding B.V.,

gevestigd te Herbaijum,
2. Rijksweg Auto's B.V.,
gevestigd te Herbaijum,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
Pasma c.s.,
advocaat: mr. P. van Bommel, kantoorhoudend te Franeker,

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 2 augustus 2016 hier over.
1.2
Ingevolge het vermelde tussenarrest heeft op 13 maart 2017 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.3
Daarna hebben partijen arrest gevraagd op het voor het tussenarrest overgelegde dossier. Aan dat dossier zijn toegevoegd, naast genoemd proces-verbaal, de door mr. Hoekman bij brief van 3 maart 2017 toegezonden producties 1 en 2 en de pleitnota van Mr. Van Bommel.
1.4
[appellant] vordert in hoger beroep – kort samengevat – vernietiging van de vonnissen van 28 mei 2014 en 14 oktober 2015 en alsnog afwijzing van de vorderingen van Pasma c.s., met veroordeling van Pasma c.s. in de kosten van de procedure in beide instanties.

2.De vaststaande feiten

2.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.13 van het (bestreden) vonnis van 28 mei 2014, nu deze feiten tussen partijen niet in geschil zijn.
2.2
[appellant] is op 1 januari 1998 met de heer [B] (hierna: [B] ) een vennootschap onder firma aangegaan, genaamd P en W Car Repair and Paint Centre (hierna: de v.o.f.).
2.3
Vanaf 1999 heeft Pasma Herbaijum c.s. met de v.o.f. samengewerkt. Deze samenwerking hield in dat Pasma Herbaijum c.s. auto's inkocht en aan de v.o.f. ter beschikking stelde voor de verkoop, waarbij door partijen werd afgesproken voor welke prijs de auto door de v.o.f. zou worden verkocht. De juridische levering en ook de betaling door de v.o.f. aan Pasma Herbaijum c.s. werd uitgesteld tot de datum waarop de v.o.f. de auto's verkocht aan derden. Wanneer de v.o.f. een auto verkocht aan een derde, factureerde Pasma Herbaijum c.s. de betrokken auto aan de v.o.f. tegen de afgesproken verkoopprijs, vermeerderd met een rente over de stadagen die gelijk was aan de rekening courant van de bank van Pasma Herbaijum c.s. Op dat moment verstrekte Pasma Herbaijum c.s. ook de kentekenbewijzen van de betreffende auto's.
2.4
In 2007 is de besloten vennootschap Autofit Franeker BV opgericht (hierna: Autofit Franeker BV) met [B] en [appellant] als bestuurder.
2.5
In 2008/2009 zijn de volgende elf, oorspronkelijk aan Pasma Herbaijum c.s. toebehorende auto's door Autofit Franeker BV verkocht:
1. Audi A6 70-JD-SK
2. BMW 530d XP-PX-35
3. Peugeot 206 41-PF-KP
4. Jeep Cherokee 74-HH-JK
5. VW Golf 48-LX-VD
6. Volvo V40 19-GP-PD
7. VW Golf 48-GT-PH
8. Renault Laguna 23-JJ-HH
9. Rover 620D XN-GP-30
10. BMW 5 46-DP-KS
11. Opel Kadett DR-NP-87.
2.6
Bij overeenkomst van 2 oktober 2009 is de v.o.f. beëindigd. In die overeenkomst is onder meer vastgelegd dat [B] per 1 juli 2009 uit de v.o.f. is getreden.
2.7
Bij overeenkomst van 28 oktober 2009 hebben [appellant] en [B] de financiële afwikkeling van de v.o.f. en het gezamenlijke aandeelhouderschap in de besloten vennootschap Autofit Franeker BV vastgelegd. Op genoemde datum is [appellant] afgetreden als bestuurder van Autofit Franeker BV.
2.8
Per brief van 12 juli 2010 heeft [C] (bestuurder van Pasma Herbaijum c.s.) het volgende geschreven aan de RDW:
"(…) Ik leverde voorheen en tot op heden auto's in consignatie aan de V.O.F. P&W te Winsum en later in het verband met het beëindigen van het compagnonschap, aan de Firma Autofit te Franeker.
Deze auto's werden pas verrekend als genoemde bedrijven deze auto's verkocht hadden voor het afgesproken bedrag vermeerderd met de rente over de sta-dagen.
Het kentekenbewijs bleef bij ons en werd pas afgegeven als wij het bericht kregen: auto is verkocht, maak de faktuur maar, leg het kenteken even klaar. (…)"
2.9
In de notariële akte van 22 juli 2010, opgemaakt tussen Pasma Herbaijum c.s. en [B] is het navolgende opgenomen:
"Heden, tweeëntwintig juli tweeduizend
verschenen voor mij, mr. Theo Koelma, notaris gevestigd in de gemeente Franekeradeel
1. de heer [B] , (…)
te dezen handelend;
a. voor zich in privé; en
b. als bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: Autofit Franeker B.V., (…), en als zodanig deze vennootschap rechtsgeldig vertegenwoordigende;
c. als voormalige vennoot van de thans ontbonden vennootschap onder firma P en W Car Repair and Paint Centre, destijds gevestigd te Winsum;
hierna zowel samen als afzonderlijk te noemen; ‘de schuldenaar’; en
2. de heer [C] , (…),
handelend in zijn hoedanigheid van bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: Pasma Herbaijum Holding B.V., (…) en als zodanig deze vennootschap rechtsgeldig vertegenwoordigende;
handelend als bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: Pasma Auto’s B.V., (…) en als zodanig deze vennootschap rechtsgeldig vertegenwoordigende,
laatstgenoemde vennootschap hierna zowel samen als afzonderlijk te
noemen: ‘de schuldeiser’. (…)
DOEL VAN DEZE AKTE
Het doel van deze akte is het vastleggen van de rechten en plichten van de schuldenaar en de schuldeiser die voortvloeien uit de hierna vermelde Overeenkomst van geldlening,
OVEREENKOMST VAN GELDLENING
De schuldenaar en de schuldeiser hebben een overeenkomst van geldlening gesloten waarvan de inhoud hierna wordt weergegeven,
Schulderkenning
De schuldenaar erkent aan de schuldeiser diverse bedragen schuldig te zijn ontstaan uit diverse onderlinge transacties, in totaal ten belope van eenhonderdeenduizend zevenhonderddrieënzeventig euro en vijfentachtig eurocent (€ 101.773,85), De schuldenaar erkent laatstgemeld bedrag schuldig te zijn aan de schuldeiser. Partijen komen voorts overeen dat de schuldenaar de schuldeiser vrijwaring verleent voor alle aanspraken van derden welke uit voormelde transacties op welke wijze kunnen ontstaan. (...)"
BEPALINGEN VAN DE GELDLENING
De overeenkomst van geldlening is aangegaan onder de volgende bepalingen:
1. Looptijd
De geldlening is ingegaan op heden en aangegaan voor een looptijd van één (1) jaar, met een in onderling overleg te bepalen uitloopmogelijkheid van nog één jaar; derhalve bedraagt de maximale looptijd twee (2) jaar, tenzij de geldlening eerder wordt beëindigd als in deze akte voorzien
2. Opeisbaarheid
Behoudens ingeval het bepaalde in artikel 8 van toepassing is, is de geldlening niet opeisbaar tijdens de looptijd.
3. Rente
De over de geldlening verschuldigde rente wordt maandelijks door de schuldenaar voldaan op de laatste dag van elke maand, voor het eerst op eenendertig augustus tweeduizend tien. De over de geldlening verschuldigde rente is gelijk aan de rente welke door de Friesland Bank aan de schuldeiser wordt berekend op zijn rekening-courant krediet en bedraagt thans zes vijf/tiende procent (6,5 %). Wijziging van bedoelde rente door de Friesland Bank leidt tot onmiddellijke aanpassing van de rente voor deze geldlening.
4, Verplichte aflossing
De schuldenaar is verplicht binnen één maand na heden een bedrag van veertigduizend euro (€ 40.000,00) op de lening af te lossen. Vervolgens is de schuldenaar verplicht op de laatste dag van iedere maand een bedrag van vijfduizend euro (€ 5000,00) af te lossen. (…)"
2.1
[B] heeft een bedrag van € 40.000,- afgelost op voormelde geldlening.
2.11
Bij brief van 6 april 2011 heeft [appellant] aan de voormalig advocaat van Pasma Herbaijum c.s. het volgende geschreven:
"(…) Na de correspondentie tussen de heer [C] en mij van (…) is er een gesprek geweest tussen de heer [D] (die deze zaak voor mij heeft behartigd) en de heer [C] .
Dit gesprek is geweest in februari 2011.
In dit gesprek heeft de heer [C] aan de heer [D] meegedeeld dat de heer [B] auto's (die van de heer [C] waren) verkocht heeft zonder dat de heer [C] hiervan afwist.
De heer [B] had nieuwe kentekens bij de betreffende voertuigen aangevraagd en deze voertuigen meteen doorverkocht.
Echter dit bleek pas na de scheiding tussen de heer [B] en mij.
Uit de boekhouding van de toenmalige V.o.f. van de heer [B] en mij blijkt geen vordering te bestaan van de heer [C] .
De heer [B] heeft mij hier ook nooit over geïnformeerd tijdens onze scheiding, immers dan hadden we dit kunnen verrekenen in de uitkoopsom die de heer [B] destijds heeft genoten. (…)"
2.12
In november 2012 is [B] toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
2.13
Bij brief van 2 juli 2013 heeft [E] van Administratiekantoor S.T. Westendorp v.o.f. het volgende aan [appellant] geschreven:
"Geachte heer [appellant] ,
Hierbij bevestigen wij dat onderstaande auto's in de administratie voorkomen van Autofit Franeker BV, middels ingeboekte facturen van Pasma Auto's, voordat de verdeling plaats vond per 1 juli 2009. Per 1 juli 2009 heeft de heer [B] de aandelen van de heer [appellant] overgenomen. Per deze datum kwamen de schulden en vorderingen voor rekening van Autofit Franeker BV met als enige aandeelhouder de heer [B] .
Audi A6 70-JD-SK
BMW 530d XP-PX-35
Peugeot 206 41-PF-KP
Jeep Cheroke 74-HH-JK
Golf 1.6 48-GT-PH
Golf 48-LX-VD
(…)"
2.14
Autofit Franeker BV is op 16 oktober 2012 in staat van faillissement verklaard.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
Pasma c.s. hebben [appellant] gedagvaard en veroordeling van [appellant] tot betaling van een bedrag van € 63.853,56, vermeerderd met contractuele, althans wettelijke (handels)rente vanaf 18 december 2012 en vermeerderd met kosten, stellende dat [appellant] als voormalig vennoot van de v.o.f. aansprakelijk is voor voldoening van de vordering van Pasma c.s. op de v.o.f., ter zake van welke vordering tussen Pasma c.s. en [B] de overeenkomst van geldlening is opgemaakt.
3.2
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 28 mei geoordeeld dat [appellant] geen partij is bij de overeenkomst van geldlening en dat de vordering van Pasma c.s. niet op die grondslag kan worden toegewezen. De rechtbank heeft ten aanzien van de door Pasma c.s. aangevoerde grondslag dat [appellant] aansprakelijk is op grond van de koopovereenkomsten van de in rov. 2.5 genoemde auto’s door Pasma c.s. aan de v.o.f. aan Pasma c.s. bewijs opgedragen dat deze genoemde auto’s door Pasma c.s. ten behoeve van de verkoop ter beschikking van de v.o.f. zijn gesteld.
3.3
Bij eindvonnis van 14 oktober 2015 heeft de rechtbank geoordeeld dat Pasma c.s. is geslaagd in haar bewijsopdracht en [appellant] veroordeeld om aan Pasma c.s. te voldoen een bedrag van € 63.853,56, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 18 december 2012 en een bedrag van € 1.413,54 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten. [appellant] is daarnaast veroordeeld in de proceskosten van Pasma c.s., welke kosten zijn vastgesteld op een bedrag van € 7.796,71.

4.De beoordeling van de grieven en het gevorderde

4.1
[appellant] heeft in de toelichting op de
grieven I, II (deels), III, VI en VIIIbetoogd dat met de overeenkomst van geldlening (hiervoor genoemd in 2.9) tussen Pasma c.s. en [B] de oorspronkelijke koopprijs voor de elf auto’s (zie rov. 2.5) is voldaan, zodat [appellant] niet meer als voormalige vennoot uit hoofde van de koopovereenkomsten tussen Pasma c.s. en de v.o.f. kan worden aangesproken. De omzetting van de vordering tot betaling op grond van de koopovereenkomsten in een vordering op grond van de geldleningsovereenkomst heeft ‘derdenwerking’ jegens hem, aldus [appellant] . Om die reden heeft de rechtbank volgens [appellant] ook ten onrechte een bewijsopdracht aan Pasma c.s. gegeven. Daar komt bij dat Pasma c.s. zijn (restant)vordering op [B] heeft ingediend in de wettelijke schuldsanering van [B] en daaruit een uitkering zal ontvangen.
4.2
Het hof overweegt dat het hier gaat om de (hierna te bespreken, door [appellant] betwiste) door Pasma c.s. gestelde schuld van [appellant] voor verbintenissen van de v.o.f. jegens Pasma c.s. die zijn ontstaan in de periode dat [appellant] een van de vennoten van de v.o.f. was. Anders dan door [appellant] bepleit, brengt de geldleningsovereenkomst tussen Pasma c.s. en [B] – daargelaten of dat als schuldvernieuwing heeft te gelden - niet zonder meer mee dat [appellant] daarmee van deze schuld aan Pasma c.s. is bevrijd.
4.3
Voor het intreden van dit gevolg - door [appellant] derdenwerking genoemd – zal sprake moeten zijn van een daartoe strekkende bedoeling van Pasma c.s. die zich heeft geuit in een verklaring of gedragingen van Pasma c.s. jegens [appellant] waaruit die bedoeling kan worden afgeleid. Daaromtrent heeft [appellant] onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld. De omstandigheid dat Pasma c.s. hun restantvordering uit hoofde van de geldleningsovereenkomst met [B] hebben ingediend in de wettelijke schuldsaneringsregeling van [B] is daartoe niet toereikend, omdat ook daaruit niet volgt dat Pasma c.s. daarmee hebben willen afzien van hun aanspraken op [appellant] . Die bedoeling van Pasma c.s. is ook anderszins niet gebleken.
4.4
In
grief IIstelt [appellant] nog aan de orde dat de rechtbank de vordering heeft toegewezen op een andere grondslag dan door Pasma c.s. in de inleidende dagvaarding is gesteld. Op zich is juist dat de vorderingen van Pasma c.s. aanvankelijk waren gestoeld op de geldleningsovereenkomst van 22 juli 2010 en in een later stadium van de procedure in eerste aanleg op de koopovereenkomsten, maar een dergelijke verandering is op zich toelaatbaar op grond van art. 130 Rv. nu de verandering of vermeerdering niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Reeds daarom faalt de grief. Enig belang bij deze grief heeft [appellant] ook niet, nu het hof de vorderingen van Pasma c.s. - ook indien de grief terecht zou zijn voorgedragen – ook op de aanvullende grondslag van Pasma c.s. heeft te beoordelen.
4.5
In verband met de beoordeling van de grieven IV tot en met VI - waarmee [appellant] zich vanuit diverse invalhoeken richt tegen het oordeel van de rechtbank over het aan Pasma c.s. bij tussenvonnis van 28 mei 2014 opgedragen bewijs - stelt het hof voorop dat [appellant] geen als zodanig kenbare grief heeft gericht tegen het oordeel van de rechtbank (rov.2.5.2) in het vonnis van 14 februari 2015 dat Pasma c.s. ten aanzien van de 11 auto’s waar het in deze zaak om gaat feitelijk zaken heeft gedaan met [B] en dat het er daarom op aankomt of [B] daarbij optrad als vennoot voor de v.o.f. en dat dit afhangt van hetgeen Pasma c.s. en [B] daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden. [appellant] heeft evenmin gegriefd tegen de overweging van de rechtbank in rov. 2.5.4. van het vonnis van 14 oktober 2015 dat alle 11 auto’s voor de ontbinding van de v.o.f. zijn afgehaald door [B] , hetgeen derhalve tussen partijen als vaststaand heeft te gelden.
4.6
Het hof leest in de grieven en in de daarop gegeven toelichting in essentie geen andere relevante stellingen of verweren dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de rechtbank in rov. 2.5.3 – 2.5.6 gemotiveerd zijn verworpen. Het hof onderschrijft hetgeen de rechtbank ter motivering van haar beslissing heeft overwogen en neemt die motivering over. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
4.7
De verwijzing van [appellant] in hoger beroep naar een concept van een samenwerkingsovereenkomst waarbij Pasma Auto’s en Autofit Franeker B.V. partij zijn uit mei 2009 - waaruit volgens [appellant] volgt dat de heer [C] (directeur van Pasma c.s.) eerder dan hij als getuige heeft verklaard op de hoogte was van het bestaan van Autofit Franeker B.V. - kan hem niet baten. Daargelaten dat deze overeenkomst niet namens Pasma c.s. door de heer Pasma is ondertekend en deze ter comparitie het bestaan van deze overeenkomst hebben ontkend, sluit deze overeenkomst niet uit dat Pasma c.s. de auto’s aan [B] in zijn hoedanigheid van vennoot van de v.o.f. ter beschikking hebben gesteld, nu vaststaat dat al deze 11 auto’s voor de ontbinding van de v.o.f. in oktober 2009 aan [B] ter beschikking zijn gesteld, en de 5 laatstgenoemde auto’s (rov. 2.5) bovendien nog voor de oprichting van Autofit Franeker B.V. Ook de stellingen van [appellant] met betrekking tot de tenaamstelling van de BMW 525 TDS in augustus 2010 sluit die ter beschikkingstelling aan [B] in die hoedanigheid niet uit.
4.8
[appellant] heeft betoogd (grief IV-VI) dat Pasma c.s. ná de feitelijke afgifte van de auto’s aan [B] als vennoot van de v.o.f. heeft ingestemd met Autofit Franeker B.V. als haar debiteur. Wat betreft de 5 laatstgenoemde auto’s in de opsomming in rov. 2.5 heeft [appellant] daartoe gesteld dat de facturen van Pasma c.s. zijn geantedateerd, namelijk verzonden op 15 maart 2010 en niet op 30 juni 2009. Daaraan heeft [appellant] de conclusie verbonden dat Pasma c.s. Autofit Franeker B.V. als debiteur hebben erkend. Het hof stelt vast dat er inderdaad sprake is van 3 facturen van 15 maart 2010 en een factuur van 15 mei 2010 (overgelegd achter productie 17 bij conclusie van dupliek), maar daarmee wordt het betoog van [appellant] onvoldoende ondersteund. Anders dan [appellant] in de toelichting op grief IV suggereert, staan ook deze facturen ten name van de v.o.f. en niet op naam van Autofit Franeker B.V. Op zich zou facturering op naam van Autofit Franeker B.V. een begin van een aanwijzing – maar niet doorslaggevend - voor de juistheid van de stelling van [appellant] kunnen zijn, maar [appellant] heeft geen facturen met betrekking tot de onderhavige auto’s op naam van Autofit Franeker B.V. in het geding gebracht. Uit de schriftelijke verklaring van S.T. [E] , zoals hierboven weergegeven in rov. 2.13, blijkt die tenaamstelling ook niet. De stellingen van [appellant] op dit punt vinden evenmin voldoende steun in de verklaringen van de in eerste aanleg gehoorde getuigen. [B] heeft immers verklaard dat de facturen op naam van de v.o.f. werden gesteld, terwijl uit de verklaringen van bijvoorbeeld [D] en [E] weliswaar volgt dat een aantal auto’s in de administratie van Autofit Franeker zijn geboekt, maar niet dat er facturen op naam van Autofit Franeker B.V. zijn aangetroffen. [appellant] heeft ook geen bewijsaanbod van zijn stellingen op dit punt gedaan dat voldoet aan de eisen die aan een bewijsaanbod in hoger beroep mogen worden gesteld.
4.9
Tegen de achtergrond van het feit dat de samenwerking tussen Pasma c.s. en de v.o.f. met betrekking tot handel in auto’s in 1999 is begonnen (rov 2.3.) in een periode dat Autofit Franeker B.V. nog niet bestond, de auto’s aan [B] ter beschikking zijn gesteld ten tijde van het bestaan van de v.o.f. en [appellant] al die tijd ook vennoot van de v.o.f. was, heeft [appellant] met voorgaande feiten en omstandigheden onvoldoende gesteld om te doen blijken dat Pasma c.s. op enig moment moesten begrijpen dat zij niet langer met de v.o.f. maar Autofit Franeker B.V. zaken deden en deze voortaan als haar contractspartij diende te beschouwen. Voorts heeft [appellant] geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan volgen dat Autofit Franeker B.V. op de daartoe bij wet (6:159 BW) voorgeschreven wijze overeenkomsten ter zake van de auto’s van de v.o.f. heeft overgenomen. Wetenschap van Pasma c.s. met betrekking tot het vestigingsadres van Autofit Franeker B.V. (toelichting grief IV) en het bestaan van Autofit Franeker B.V. leiden het hof niet tot een ander oordeel, ook niet in samenhang met de in 4.8 genoemde feiten en omstandigheden. Het gaat daarbij immers niet om verklaringen of gedragingen van [C] waaruit de hiervoor bedoelde aanvaarding door Pasma c.s. dan wel contractsoverneming volgt.
4.1
De grieven I tot en met VI falen.
4.11
[appellant] heeft verder nog gesteld (
grief VII) dat tussen de v.o.f. en Pasma c.s. een finale eindafrekening heeft plaatsgevonden door betaling van een bedrag van € 3.461,35 op 12 maart 2009. Daarbij heeft hij gewezen op een viertal uitdraaien, volgens hem uit de administratie van Pasma c.s., waaruit een tweetal bedragen blijken die na saldering sluiten op het genoemde bedrag. Dat bedrag is vervolgens overgemaakt onder vermelding van een factuurnummer dat nog bekend was, maar niet op de betaling betrekking had, aldus [appellant] . Pasma c.s. hebben de stellingen van [appellant] betwist, daartoe aanvoerend dat de uitdraaien niet uit haar administratie afkomstig zijn, uit de uitdraaien niet blijkt van de afrekening van de onderhavige auto’s en dat de betaling ziet op een geleverde auto, waartoe zij verwijzen naar een factuur van 13 april 2006 van het genoemde bedrag.
4.12
Het hof begrijpt de stellingen van [appellant] aldus dat de v.o.f. en Pasma c.s. een (vaststellings)overeenkomst hebben gesloten met als inhoud dat met betaling van het door hem genoemde bedrag de v.o.f. (en daarmee [appellant] als vennoot) terzake van de onderhavige 11 auto’s niets meer aan Pasma c.s. verschuldigd is.
Het hof overweegt het volgende. Daargelaten dat de uit de door [appellant] genoemde
stukken geen enkele relatie met de onderhavige auto’s blijkt (het lijkt er veeleer op dat de v.o.f. de door Pasma c.s. genoemde factuur heeft voldaan), blijkt ook buiten deze stukken om uit niets dat de thans in geschil zijnde vordering in de door [appellant] geschetste periode – nog voor de ontbinding van de v.o.f. - tussen partijen aan de orde is geweest en of en zo ja in welke feitelijke context gesprekken – tussen wie? – daarover hebben plaatsgevonden. Daarbij is onvoldoende met feiten en omstandigheden duidelijk gemaakt dat de heer [C] namens Pasma c.s. een dergelijke overeenkomst heeft willen sluiten en op grond van welke verklaringen en gedragingen bij de v.o.f. (en [appellant] ) het gerechtvaardigd vertrouwen daaromtrent is gewekt. De enkele stelling dat de heer [C] ‘zulks mondeling aan de heer [D] zou hebben medegedeeld tijdens een autorit ‘ is bij gebrek aan nadere feitelijke inkleuring geen toereikende onderbouwing daarvoor. De gedragingen van Pasma c.s. na 12 maart 2009 wijzen ook niet op een dergelijke overeenkomst, nu immers in juli 2010 een overeenkomst van geldlening met [B] is gesloten. Het hof oordeelt dat [appellant] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, zodat het hof hem niet zal toelaten tot bewijslevering. Deze grief slaagt evenmin.

5.Slotsom

5.1
Uit het voorgaande volgt dat alle grieven falen. Die vaststelling omvat ook het bezwaar dat [appellant] , los van de hiervoor besproken grieven, heeft gemaakt tegen toewijzing van de wettelijke handelsrente. [appellant] legt daarbij een verband met de contractuele rente in de geldleningsovereenkomst, maar dat verband is niet relevant. Er is gezien de aard van de overeenkomst en de hoedanigheid van partijen bij die overeenkomst voldaan aan de criteria die artikel 6:119a BW stelt voor een handelsovereenkomst tussen Pasma c.s. en de v.o.f., zodat de wettelijke handelsrente op goede gronden is toegewezen.
5.2
Aangezien Pasma c.s. bij memorie van antwoord hun vordering hebben verminderd met een bedrag van € 165,22 zal het hof het vonnis van de rechtbank van 14 oktober 2015 in zoverre vernietigen en, opnieuw rechtdoende, [appellant] veroordelen tot betaling aan Pasma c.s. van een bedrag van € 63.688,34, te vermeerderen met rente en kosten als nader aangegeven in het dictum van dit arrest. Voor het overige zullen de vonnissen waarvan beroep worden bekrachtigd.
5.3
Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Pasma c.s. zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 1.937,-
- salaris advocaat
€ 3.262,-(2 punten x tarief IV)
Totaal € 5.199,-

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 28 mei 2014 en 14 oktober 2015, behoudens voor zover [appellant] bij vonnis van 14 oktober 2015 is veroordeeld om een bedrag van € 65.853,56, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 18 december 2012 aan Pasma c.s. te voldoen, vernietigt dit vonnis in zoverre en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt [appellant] om aan Pasma c.s. te voldoen een bedrag van € 63.688,34, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 18 december 2012;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Pasma c.s. vastgesteld op € 1.937,- voor verschotten en op € 3.262,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Smit, L. Janse en M. Wolters en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, uitgesproken op 25 april 2017.