Uitspraak
[appellant],
1.Pasma Herbaijum Holding B.V.,
Pasma c.s.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en het gevorderde
grieven I, II (deels), III, VI en VIIIbetoogd dat met de overeenkomst van geldlening (hiervoor genoemd in 2.9) tussen Pasma c.s. en [B] de oorspronkelijke koopprijs voor de elf auto’s (zie rov. 2.5) is voldaan, zodat [appellant] niet meer als voormalige vennoot uit hoofde van de koopovereenkomsten tussen Pasma c.s. en de v.o.f. kan worden aangesproken. De omzetting van de vordering tot betaling op grond van de koopovereenkomsten in een vordering op grond van de geldleningsovereenkomst heeft ‘derdenwerking’ jegens hem, aldus [appellant] . Om die reden heeft de rechtbank volgens [appellant] ook ten onrechte een bewijsopdracht aan Pasma c.s. gegeven. Daar komt bij dat Pasma c.s. zijn (restant)vordering op [B] heeft ingediend in de wettelijke schuldsanering van [B] en daaruit een uitkering zal ontvangen.
grief IIstelt [appellant] nog aan de orde dat de rechtbank de vordering heeft toegewezen op een andere grondslag dan door Pasma c.s. in de inleidende dagvaarding is gesteld. Op zich is juist dat de vorderingen van Pasma c.s. aanvankelijk waren gestoeld op de geldleningsovereenkomst van 22 juli 2010 en in een later stadium van de procedure in eerste aanleg op de koopovereenkomsten, maar een dergelijke verandering is op zich toelaatbaar op grond van art. 130 Rv. nu de verandering of vermeerdering niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Reeds daarom faalt de grief. Enig belang bij deze grief heeft [appellant] ook niet, nu het hof de vorderingen van Pasma c.s. - ook indien de grief terecht zou zijn voorgedragen – ook op de aanvullende grondslag van Pasma c.s. heeft te beoordelen.
grief VII) dat tussen de v.o.f. en Pasma c.s. een finale eindafrekening heeft plaatsgevonden door betaling van een bedrag van € 3.461,35 op 12 maart 2009. Daarbij heeft hij gewezen op een viertal uitdraaien, volgens hem uit de administratie van Pasma c.s., waaruit een tweetal bedragen blijken die na saldering sluiten op het genoemde bedrag. Dat bedrag is vervolgens overgemaakt onder vermelding van een factuurnummer dat nog bekend was, maar niet op de betaling betrekking had, aldus [appellant] . Pasma c.s. hebben de stellingen van [appellant] betwist, daartoe aanvoerend dat de uitdraaien niet uit haar administratie afkomstig zijn, uit de uitdraaien niet blijkt van de afrekening van de onderhavige auto’s en dat de betaling ziet op een geleverde auto, waartoe zij verwijzen naar een factuur van 13 april 2006 van het genoemde bedrag.
5.Slotsom
€ 3.262,-(2 punten x tarief IV)