Uitspraak
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/98970 / HA ZA 13-127)
1.[appellant] ,
[appellant],
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2] ,
[geïntimeerde 3] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
“… te vernietigen het vonnis van 10 september 2014 gewezen onder zaak/rolnummer C/19/98970 / HA ZA 13-127 en opnieuw rechtdoende het zijdens appellant als gedaagde en eiser in reconventie in eerste aanleg gevorderde, toe te wijzen met veroordeling van geïntimeerden in de kosten in beide instanties, de nakosten daarbij begrepen.”
“opnieuw de verdeling van de nalatenschap van vader als volgt te willen vaststellen;
de wijze van verdeling van de nalatenschap van vader te willen vaststellen op de wijze zoals nader uitgewerkt in het incidenteel appèl van deze memorie;
te willen bepalen dat mr. [X ] aan [appellant] uitbetaalt 25% van de waarde van de nalatenschap van vader, onder aftrek van een bedrag ad € 50.719,-, te vermeerderen met een rente van 7% over laatstgenoemd bedrag vanaf [datum] 2015 tot aan de datum dat notaris mr. [X ] het bedrag waarop [appellant] aanspraak kan maken heeft betaald;
[appellant] te willen veroordelen om zijn medewerking te verlenen aan de verdeling van de nalatenschap van vader op de wijze zoals door hel Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden zal worden vastgesteld, zulks onder verbeurte van een direct opeisbare en niet voor compensatie vatbare dwangsom van € 500,- voor elke dag dan wel dagdeel dat [appellant] daarmee in gebreke blijft;
[appellant] te willen veroordelen in de kosten van beide instanties;
het af te geven arrest uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.”
3.Wijziging van eis in hoger beroep
de omvang van de nalatenschap van vader te bepalen op een wijze zoals nader uitgewerkt in het lichaam van deze dagvaarding;
te bepalen dat gedaagde zijn volledige medewerking zal verlenen dat aan hem door de boedelnotaris zal worden uiteraard 1/4e deel van de door de Rechtbank vast te stellen omvang van de nalatenschap van vader, waarbij gedaagde alle handelingen dient te verrichten die de boedelnotaris noodzakelijk acht bij gebreke waarvan gedaagde aan eisers verschuldigd is een dwangsom van € 100.- per dag dan wel dagdeel dat gedaagde daarmee in gebreke blijft, althans op dit onderdeel een beslissing te nemen als de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen in goede justitie zal vermenen te behoren;
“in conventie
4.Feiten
5.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
I. een verklaring voor recht dat de aanspraak van [appellant] op zijn legitieme portie in de nalatenschap van moeder € 19.466,88 bedraagt;
II. de benoeming van een boedelnotaris;
III. de omvang van de nalatenschap van vader te bepalen zoals uitgewerkt in lichaam van de dagvaarding;
VI. dat [appellant] zal moeten meewerken aan de toedeling door de notaris aan hem van 1/4e deel van de door de rechter vast te stellen omvang van de nalatenschap van vader, waarbij [appellant] alle handelingen dient te verrichten die de notaris nodig acht. Dit onder verbeurte van een dwangsom.
1) een verklaring voor recht dat het schilderij van [Y] tot de nalatenschap van vader behoort;
2) een verklaring voor recht dat voor toedeling van de schilderijen aan het vermogen door moeder de door moeder opgestelde lijst leidend is;
3) de benoeming van een boedelnotaris;
4) dat [geïntimeerden] alle gegevens die de rechter nodig acht voor de verdeling van de nalatenschap en toedeling legitieme portie uit nalatenschap moeder van vader beschikbaar zullen stellen;
5) dat [geïntimeerden] alle gegevens die de notaris nodig acht voor de verdeling van de nalatenschap van vader en de toedeling van de legitieme portie van de nalatenschap van moeder beschikbaar zullen stellen;
6.Beoordeling van de grieven en de vorderingen
- de vordering van [appellant] op de nalatenschap van vader (grief A en B en I tot en met III in het incidenteel appel);
- de door moeder opgestelde lijst (grief C tot en met F en grief J);
- het schilderij van [Y] (grief G en H);
- schilderijen te koop in Galerie [Z] (grief I);
- de inboedel van de woning van moeder (grief K);
- werken van moeder te koop in Galerie [Z] (grief L)
"Restschuld aan vader/ erven per 1998 70.000 wegens aandelenoverdracht"(productie 20 conclusie van antwoord en conclusie van eis in reconventie). Onder de letters A tot en met F in die specificatie wordt een aantal posten genoemd zoals energieverbruik en onderhoud. Bedragen bij deze posten worden niet genoemd en hoe deze zijn te herleiden tot het genoemde bedrag van € 30.827,02 is niet duidelijk. Ter comparitie in eerste aanleg heeft [appellant] vervolgens verklaard te beschikken over onderliggende bewijsstukken en relevante correspondentie aangaande de vordering. Na bij tussenvonnis in de gelegenheid te zijn gesteld tot het overleggen van deze stukken, heeft [appellant] elf facturen in het geding gebracht. Deze facturen afkomstig van derden zijn gedateerd van juni 1991 tot en met april 2001 en zijn gericht aan [bedrijf B.V.] en Kunsthandel [A] , met uitzondering van één factuur van juni 1991 betreffende installatiemateriaal die is gericht aan [geïntimeerde 2] . [appellant] heeft op die facturen in eerste aanleg geen toelichting gegeven en heeft dat evenmin in hoger beroep gedaan. Daarmee blijft onduidelijk hoe de vorderingen van derden zoals die lijken te volgen uit de facturen kunnen dienen ter onderbouwing van een vordering van [appellant] op zijn moeder.
'met de daaraan verbonden bewijskracht' (memorie van grieven onder 12). Dienaangaande overweegt het hof het volgende. De lijst is ondertekend maar de vraag is of zij ook een bewijsbestemming heeft, zoals artikel 156 lid 1 Rv voor een akte vereist. De lijst bestaat uit vijf kantjes waarop uitsluitend onder elkaar kunstwerken zijn opgesomd, soms alleen door het noemen van de tekenaar of schilder, soms ook door het noemen van de afmetingen daarvan. Enige inleidende, afsluitende of toelichtende tekst ontbreekt. De ‘kale’ opsomming van kunstwerken is genummerd (1 tot en met 124) en achter elk kunstwerk is het woord ‘zaak’, of ‘privé’ of ‘privé W’ geschreven. Die woorden zijn, volgens [appellant] , bedoeld om per kunstwerk aan te geven tot welk vermogen het betreffende kunstwerk behoort.
NJ2004/75, HR 20 januari 2012, ECLI:NL:HR:BU3100,
NJ2012/260).
"Conclusie deelonderzoek 1Op basis van het ons ter beschikking gestelde materiaal zijn wij van mening, dat er zeer veel steun bestaat voor de opvatting, dat het ter onderzoek aangeboden handschrift geschreven is door mevrouw [moeder] . Indicatoren, die op het tegendeel duiden hebben wij niet aangetroffen. Desgewenst kunnen wij hiervan een uitgebreid en met redenen omkleed verslag uitbrengen.Conclusie deelonderzoek 2Op basis van het ons ter beschikking gestelde materiaal zijn wij van mening, dat er zeer veel steun bestaat voor de opvatting, dat de vijf ter onderzoek aangeboden handtekeningen echte handtekeningen zijn van mevrouw [moeder] . Indicatoren, die op het tegendeel duiden hebben wij niet aangetroffen. Deze conclusie kan alleen in stand blijven wanneer het beeld van het ons ter beschikking gestelde vergelijkingsmateriaal representatief is voor het beeld van het totale handtekeningrepertoire van betrokkene."
NJ2012/174). Voor zover [appellant] een verzoek tot een nader deskundigenbericht beoogt dan geldt dat het aan het vrije beleid van de rechter is overgelaten of hij wil overgaan tot het benoemen van een deskundige en dat hij dit verzoek dus mag afwijzen (HR 14 december 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD3993,
NJ2002/73). In deze zaak ziet het hof daartoe aanleiding nu er aangaande overzichtelijke vragen in twee instanties uitgebreid is geprocedeerd, waarbij [appellant] na de procedure in eerste aanleg wist dat de rechter het overgelegde partij-deskundigenrapport onvoldoende oordeelde. In dat geval kon [appellant] niet volstaan met het betoog dat het hof zelf maar om nader schriftelijk bewijs moest vragen of aansturen op een nader onderzoek door deskundigen. De lijst heeft daarom te gelden als een geschrift of onderhandse akte, die tussen partijen geen (dwingend) bewijs opleveren. Er is daarmee geen plaats om een op [appellant] rustende bewijslast voor feiten en omstandigheden waartoe de lijst als bewijs is aangevoerd op [geïntimeerden] te leggen, omdat (zoals [appellant] stelt en [geïntimeerden] weerspreken) [geïntimeerden] een afschrift van de lijst zouden hebben gekregen. De grieven C tot en met F en J falen.
(grief H)bestaan er van het document
´consignatie verkoop schilderij'twee versies. De eerste versie (productie 8 dagvaarding) was niet correct omdat partijen daarin moeder en kinderen gezamenlijk als eigenaren van het schilderij aanmerkten, dit terwijl moeder geen eigenaresse was maar slechts vruchtgebruikster. Daarom is deze versie niet ondertekend en is een tweede versie gemaakt (productie 9 dagvaarding), waarin na de namen van partijen en hun moeder de zinsnede
"Bovengenoemde personen zijn de rechtmatige eigenaren van het hieronder nader omschreven schilderij;"is doorgehaald. Volgens [appellant] volgt daaruit dat moeder geen eigenaresse van het schilderij was. Als zij eigenaresse zou zijn geweest hoefde zij immers geen toestemming van de erven van vader. De rechtbank overweegt dat de consignatieverkoopovereenkomst geen duidelijkheid verschaft omtrent de eigendom en dat uit de informatie slechts kan worden afgeleid dat het schilderij niet tot de nalatenschap van vader behoort. Uit de voor verkoop verlangde toestemming door de kinderen volgt echter, aldus [appellant] , dat het schilderij niet tot het vermogen van moeder behoorde.
- dat [C] in de periode tussen [datum] 2012 en 12 december 2012 in opdracht van [geïntimeerde 1] een taxatie heeft uitgevoerd in de woning van wijlen de moeder van partijen en
- dat [C] daarbij meer en andere zaken heeft aangetroffen dan die welke vermeld zijn in het taxatierapport van [B] , en zo ja, welke dat zijn.
7.Beslissing
- dat [C] in de periode tussen [datum] 2012 en 12 december 2012 in opdracht van [geïntimeerde 1] een taxatie heeft uitgevoerd in de woning van wijlen de moeder van partijen en
- dat [C] daarbij meer en andere zaken heeft aangetroffen dan die welke vermeld zijn in het taxatierapport van [B] en zo ja, welke dat zijn.
mr. G. van Rijssen,hiertoe benoemd tot raadsheer‑commissaris;
twee wekenvoor het getuigenverhoor zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van [geïntimeerden] alsnog de gelegenheid hebben uiterlijk
één weekvoor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen;