Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
handelende onder de naam ‘Kanzlei Rechtsanwalt [eiser] ’,
[gedaagde],
1.Het procesverloop
2.Het geschil en de arbitrale procedure
3.De motivering van de beslissing
[naam arrest]) en HR 22 december 2006 (ECLI:NL:HR: 2006:AZ1593,
[naam arrest]) blijkt dat de vernietiging op deze grond ook mogelijk is indien het vonnis zo gebrekkig is gemotiveerd, dat het met een geheel ongemotiveerd vonnis op één lijn moet worden gesteld. Tevens blijkt uit deze arresten dat de overheidsrechter bij het hanteren van deze vernietigingsgrond slechts in sprekende gevallen dient in te grijpen in arbitrale beslissingen.
In het licht hiervan draagt de hierboven geciteerde overweging uit het vonnis van de Geschillencommissie de gevolgtrekking dat het toegewezen deel van de vordering gegrond is, ook al was het treffender geweest om te overwegen dat tegen de omvang van het gedeclareerde in zoverre geen voldoende gemotiveerd verweer was gevoerd. Indien hierin al een motiveringsgebrek moet worden gelezen acht het hof dit van een te beperkt gewicht om aan te nemen dat hier een sprekend geval aan de orde is, op grond waarvan de overheidsrechter zou moeten ingrijpen in de arbitrale procedure. Voor [eiser] , als advocaat, moet het namelijk redelijkerwijze uit het geciteerde zinsdeel duidelijk zijn geweest dat zijn algemene (telkens per post herhaalde) verweren niet voldoende specifiek werden bevonden.