Uitspraak
Haarsma,
Pouw,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de rolbeschikking van dit hof van 23 juni 2015;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel (met producties);
- een akte houdende overlegging aanvullende productie in conventie van Haarsma;
- een akte houdende overlegging aanvullende productie in conventie van Haarsma.
"(…) uitvoerbaar bij voorraad, om het (eind)vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 02 april 2014 (C/17/128161/HA ZA 13-206) zowel in conventie als ook in reconventie, geheel te vernietigen en dat het Uw Gerechtshof, opnieuw rechtdoende, moge behagen bij arrest, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
"(…) dat het Vonnis in die zin wordt vernietigd, dat het Hof, opnieuw rechtdoende, dit aanvult met de in Hoofdstuk 4 onder grief 1 van deze memorie toegelichte vordering van Pouw van € 20.705,58, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 22 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van appelante in de kosten van de procedure zowel in eerste als in tweede aanleg, de nakosten van € 131,= zonder betekening en van € 199,= met betekening, daaronder begrepen."
3.De feiten
)verzoekt de provincie aan Haarsma om bewijs in te dienen dat het hydraulisch menggranulaat daadwerkelijk hydraulisch is en dat het voldoet aan de eisen van de Standaard RAW 2005 en het bestek. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van twijfels die bij de provincie zijn ontstaan over de samenstelling en daarmee de kwaliteit van het menggranulaat naar aanleiding van een eerste eigen onderzoek. Op 5 oktober 2012 heeft Grontmij de samenstelling van het menggranulaat in opdracht van de provincie nader onderzocht. De resultaten van dit onderzoek waren voor de provincie aanleiding om de bouw onmiddellijk stil te leggen en de aangelegde verhardingslaag die als fundering had te dienen af te keuren. Zo schrijft de heer [E] van de provincie in zijn mail aan Haarsma d.d. 11 oktober 2012 onder meer:
.Op 26 november 2012
4.Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vorderingIn het principaal appel
De provincie heeft de verhardingslaag afgekeurd waarin het door Pouw vervaardigde menggranulaat is verwerkt. Als reden daarvoor heeft zij opgegeven dat de twijfel met betrekking tot het voldoen aan artikel 28.16.07 lid 04 van de Standaard (RAW) 2005 (homogeniteit van het menggranulaat) niet bij haar is weggenomen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat bij het samenstellen van het hydraulisch recyclinggranulaat op de locatie Akkrum is gewerkt volgens de ingediende procesbeschrijving, die van latere datum is (zie hiervoor onder 3.1.5).
grief III). Tevens beroept zij zich erop dat niet voldaan is aan de vereisten van het derde en zesde lid van dit artikel doordat Pouw Duomix in plaats van Ld-staalslak als stabilisator heeft toegevoegd (
grief IV).
grief II), géén keuring aan de bron, vóór levering en verwerking, is overeengekomen. Indien Pouw al akkoord zou zijn gegaan met keuring op of in het werk, al dan niet door middel van een magneetproef, dan nog geldt dat, zoals hiervoor overwogen, Haarsma onvoldoende heeft gesteld voor het aannemen van de door haar gestelde contractuele verplichting van Pouw om aan de hand van haar boekhouding aan te tonen dat het menggranulaat op de vereiste wijze is vervaardigd. Haarsma heeft dan ook geen belang bij het slagen van
grief II. Aan bewijslevering op dit punt wordt derhalve niet toegekomen.
grief Ibetoogt Haarsma dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat Pouw over de vereiste KOMO-certificering beschikte, maar in het licht van de stellingen van Pouw en gelet op het feit dat de provincie het KOMO-certificaat van Pouw als zodanig heeft geaccepteerd, heeft Haarsma dit naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd. Het betoog van Haarsma slaagt niet voor zover het ertoe strekt dat het door Pouw overgelegde KOMO-productcertificaat geen betrekking heeft op het door Pouw aan Haarsma geleverde product, omdat op de afleveringsbonnen het desbetreffende certificaatnummer noch de producent (Theo PouwRecycling B.V.) noch de productlocatie wordt vermeld (zie de memorie van grieven onder 20). Dit betoog heeft namelijk betrekking op afleveringsbonnen d.d. 16 oktober 2012 (productie 26 bij de memorie van grieven), welke van latere datum zijn dan het in opdracht van de provincie door Grontmij uitgevoerde onderzoek d.d. 5 oktober 2012 dat voor de provincie aanleiding vormde de bouw stil te leggen en de aangelegde verhardingslaag af te keuren. Nog afgezien hiervan heeft Haarsma, mede bezien in het licht van het verweer van Pouw, onvoldoende onderbouwd dat het ontbreken van deze gegevens op de afleveringsbonnen tot de conclusie moet leiden dat Pouw niet over een geldig KOMO-productcertificaat beschikte, zulks te meer nu de provincie dat certificaat heeft geaccepteerd. In zoverre faalt grief I derhalve.
grief Iberoept Haarsma zich er nog op dat Pouw het KOMO-certificaat aan haar had moeten afgeven om te bewerkstelligen dat het menggranulaat krachtens paragraaf 01 014 02 lid 6 van deel 3 van het bestek (zie hiervoor onder 3.1.2) geacht werd te voldoen aan de bepalingen in paragraaf 18 van de U.A.V. en dat, nu Pouw dit heeft nagelaten, paragraaf 18 van de U.A.V. onverkort tussen haar en Pouw van toepassing is. Pouw betwist evenwel dat paragraaf 01 014 02 lid 6 van deel 3 van het bestek in haar verhouding tot Haarsma van toepassing is. Voorts betoogt zij dat 'het er alles van weg heeft' dat is voldaan aan de vereisten van dit artikel: het KOMO-productcertificaat is aan de provincie afgegeven en de provincie heeft de bouwstoffen op het werk geïnspecteerd.
grief Iheeft Haarsma voorts betoogd dat Pouw, uit hoofde van het bestek en de Standaard RAW 2005, ook diende te beschikken over een KOMO-
procescertificaat (zie hiervoor onder 3.1.2). Dit KOMO-procescertificaat dient ertoe om aan te tonen dat Pouw voldoet aan de gestelde eisen met betrekking tot het werkproces en de productie van de bouwstoffen, aldus Haarsma. Pouw heeft gemotiveerd betwist dat de eis van een KOMO-procescertificaat geldt voor de levering van hydraulisch menggranulaat.
"Voor deuitvoering van de werkzaamheden t.b.v. markeringen…")en op het verweer van Pouw, is het hof van oordeel dat Haarsma onvoldoende heeft gesteld om te kunnen oordelen dat Pouw over een KOMO-procescertificaat diende te beschikken.
Aangezien Pouw het menggranulaat onder KOMO-productcertificaat heeft geleverd, behoeft zij naar het oordeel van het hof niet - uit hoofde van een verzwaarde stelplicht in het kader van haar verweer- aan de hand van haar administratie en werkprocessen aan te tonen dat het menggranulaat overeenkomstig de daarvoor geldende vereisten is vervaardigd.
In het incidenteel appel
Voor een bedrag van € 21.795,34 (inclusief btw) ter zake van leveringen in de periode tussen 1 oktober 2012 en 19 oktober 2012 op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst was door Pouw ten tijde van de procedure in eerste aanleg nog geen factuur verstuurd. Pouw heeft de factuur op 22 april 2014 alsnog aan Haarsma doen toekomen (productie 12 bij de memorie van antwoord in principaal appel tevens houdende grieven in incidenteel appel). Op die factuur is een tussen partijen ter zake van het project overeengekomen omzetkorting van toepassing, welke korting is verrekend met een creditnota d.d. 8 januari 2015 van € 1.089,76 inclusief btw (productie 13 bij de memorie van antwoord in principaal appel tevens houdende grieven in incidenteel appel). In aanvulling op het in eerste aanleg toegewezen bedrag is Haarsma dus nog een bedrag van € 20.705,58 aan Pouw verschuldigd.
Haarsma heeft, direct nadat er twijfels ontstonden over de kwaliteit van het geleverde granulaat, overleg gehad met Pouw. Tijdens dit overleg is met Pouw afgesproken dat, zolang er onduidelijkheid is of het geleverde materiaal aan de gestelde eisen voldoet, geen nieuwe leveringen meer zouden plaatsvinden. Sterker nog, Pouw weigerde verder te leveren. Dit is ook logisch nu Haarsma immers tevens had meegedeeld haar betalingsverplichting op te schorten. Het werk is na 2 oktober 2012 direct stilgelegd. De aanvullende onderzoeken door de provincie, waarvan de uitkomsten op 10 oktober 2012 aan Haarsma werden medegedeeld, leidden ertoe dat de bouwstop werd gecontinueerd. Gedurende de bouwstop zijn er geen nieuwe partijen geleverd en verwerkt.Dat er daadwerkelijk niet is geleverd en verwerkt blijkt ook uit het feit dat er geen door de uitvoerder ondertekende bonnen zijn.
- de door Haarsma zelf in het geding gebrachte afleverbonnen (productie 26 bij de memorie van grieven in principaal appel). Deze hebben immers betrekking op leveringen van menggranulaat op 16 oktober 2012. Volgens Pouw zijn dit de originele afleverbonnen, die zij zelf niet in bezit heeft. Pouw betoogt dat deze afleverbonnen zien op een deel van de leveringen die op die datum hebben plaatsgevonden;
- de door haar in het geding gebrachte afleverbonnen van Mineralis, die op 13 januari 2015 aan haar raadsman zijn toegezonden, niet betreffende de originele afleverbonnen en ook enigszins afwijkend daarvan, inzake de levering van hydraulisch menggranulaat en drainzand, alsmede een uitdraai uit haar administratie, waaruit zou blijken dat zij op 16 oktober 2012 het door partijen menggranulaat en drainzand aan Haarsma heeft geleverd (producties 14 en 15 bij de memorie van antwoord in principaal appel tevens houdende grieven in incidenteel appel);
- een factuur van de vervoerder, [G] , aan Pouw, waaruit blijkt dat deze (onder meer) op 16 oktober 2012 menggranulaat en drainzand voor Pouw naar het project aan de Gorredijk heeft vervoerd (productie 16 bij de memorie van antwoord in principaal appel tevens houdende grieven in incidenteel appel).
In het principaal en incidenteel appel
6.De beslissingHet hof, rechtdoende in hoger beroep:
dinsdag