Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Apeldoorn(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de informatiebeschikkingen die de Inspecteur had vastgesteld voor de inkomstenbelasting van belanghebbende over de jaren 2007 tot en met 2013. De belanghebbende, directeur en enig aandeelhouder van [A] bv, was in een strafrechtelijk onderzoek verwikkeld en had informatie over buitenlandse bankrekeningen die op zijn naam stonden. De Inspecteur had informatiebeschikkingen vastgesteld omdat belanghebbende niet had voldaan aan zijn informatieplicht. De rechtbank Gelderland had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
Het Hof heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig bekeken. Belanghebbende stelde dat hij niet verplicht was om te antwoorden op de vragen van de Inspecteur vanwege het lopende strafrechtelijke onderzoek. Het Hof oordeelde echter dat de Inspecteur niet in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) handelde door informatie te vragen die niet wilsafhankelijk was. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur terecht belang had bij de informatie en dat de informatiebeschikkingen gerechtvaardigd waren.
Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de informatiebeschikking van 10 januari 2014, en verklaarde het beroep tegen deze beschikking gegrond. De informatiebeschikking werd beperkt tot de jaren 2012 en 2013. Het Hof stelde belanghebbende een termijn van zes weken om te voldoen aan de verplichtingen in de informatiebeschikkingen, en veroordeelde de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.719,50.