ECLI:NL:GHARL:2017:2922
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verjaring en bewijs van ontvangst van aanmaningen in civiele procedure
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep van [appellante], voorheen handelend onder de naam [bedrijf 1], tegen de besloten vennootschap [geïntimeerde]. De zaak betreft een vordering tot betaling van onbetaalde declaraties van [geïntimeerde] voor werkzaamheden verricht voor [appellante] tussen 2002 en 2004, ter hoogte van € 4.253,86. [geïntimeerde] had in eerste aanleg gelijk gekregen, maar [appellante] stelde dat de vordering was verjaard.
Het hof nam de feiten over zoals beschreven in het vonnis van 1 oktober 2014 en oordeelde dat voor stuiting van de verjaring niet alleen bewezen moest worden dat aanmaningen naar het juiste adres waren verzonden, maar ook dat deze aanmaningen daadwerkelijk door [appellante] waren ontvangen. [appellante] betwistte de ontvangst van de aanmaningen en het hof oordeelde dat [geïntimeerde] niet voldoende bewijs had geleverd dat de aanmaningen waren aangekomen. De getuigenverklaringen gaven geen duidelijkheid over de ontvangst van de aanmaningen tussen 2007 en 2014.
Het hof concludeerde dat de vordering van [geïntimeerde] was verjaard, omdat niet was komen vast te staan dat de verjaring was gestuit. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank Gelderland en wees de vorderingen van [geïntimeerde] af. Tevens werd [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.